Voortschrijdende Godsopenbaring in de Bijbel
Door Piet Guijt
Inleiding
De Bijbel is niet altijd een eenvoudig te begrijpen en uit te leggen boek. Het is geschreven door diverse mensen die leefden in verschillende tijden en culturen. En soms lijkt de Bijbel zichzelf tegen te spreken, bijv. als we 2 Sam. 24: 1 vergelijken met 1 Kron. 21: 1 (zie hieronder). Denk ook aan de vraag die menig christen en theoloog zich stelt over de diverse geweldteksten in met name het Oude Testament: hoe kan een God van liefde opdracht geven om hele volken inclusief baby’s en dieren uit te roeien? Dat kan toch niet?
Het is van groot belang om te beseffen dat we de leiding van de Heilige Geest nodig hebben om de Bijbel te kunnen verstaan. Een mogelijkheid voor het beter kunnen begrijpen van sommige teksten uit de Bijbel kan het gegeven zijn dat er door de Bijbel heen een voortschrijdende openbaring te zien is van Wie God is. In het Oude Testament had men wellicht nog geen goed en volledig beeld van God. Immers dat beeld werd pas door Jezus gegeven (Joh. 1: 18).
Men zou de volgende ontwikkeling kunnen onderscheiden:
- Alles werd aan God Zelf toegeschreven.
- God zendt een boze geest.
- Een boze geest als zelfstandig wezen.
- Een totaal onderscheid tussen God en satan
Alles wordt aan God Zelf toegeschreven
In het Oude Testament werd vaak alles aan God toegeschreven. Niet alleen het goede, maar ook het kwade. In Ex. 4: 11 lezen we: “Maar de HERE zei tot hem: Wie heeft de mens een mond gegeven, wie maakt stom of doof, ziende of blind; ben Ik het niet, de HERE?” Denk ook aan Job, die zegt: “Zouden wij het goede van God aannemen en het kwade niet?” (Job 2: 10b). Overigens weten we uit andere gedeelten van het boek Job, dat het niet God was die de rampspoed had gebracht, maar satan (die in het Oude Testament alleen maar genoemd wordt in het boek Job, in 1 Kron. 21: 1 en Zach. 3: 1, 2).
Zie ook Deut. 28 waar wordt gesproken over zegen en vloek. Om twee voorbeelden te noemen: “De HERE zal u slaan met tering, koorts, brand, ontstekingen, droogte, brandkoren en honigdauw: zij zullen u vervolgen, totdat gij te gronde gaat” (vers 22) en “De HERE zal u slaan met Egyptische zweren, met builen, uitslag en schurft, waarvan gij niet kunt genezen” (vers 27). God Zelf is overigens niet de bron van de vloek, maar Hij waarschuwt de mensen, dat als zij blijven zondigen, zij onder de vloek, het oordeel komen, d.w.z. uit Gods bescherming geraken en een prooi worden van destructieve machten. Maar ook zien we dat God soms terecht ingrijpt met een bepaalde (tijdelijke) straf, bijv. Mirjam, die melaats werd (Num. 11: 10), Zacharias, die stom werd omdat hij de engel des Heren niet gelooft (Luc. 1: 20), en de tovenaar Elymas die blind werd omdat hij zich tegen Paulus verzette (Hand. 13: 11).
Op grond van diverse teksten in het Oude Testament zijn sommige christenen van mening dat God ook ziekte geeft. Men wijst dan ook op de Heidelbergse Catechismus (zondag 10) waar te lezen is dat we behalve zegeningen ook ziekte (en handicap) uit Gods goede Vaderhand moeten ontvangen. Maar als God ziekte zou geven, waarom deed Jezus dan genezingen, want dan zou Hij toch tegen Zijn Vader ingaan? Ligt het niet meer voor de hand om aan te nemen dat ziekte het gevolg is van de zonden die mensen en volken gedaan hebben? En zijn de hierboven genoemde rampen niet een gevolg van de ongehoorzaamheid van de mens? Als men de wetten (wetmatigheden) van God overtreedt, dan ontstaan nare gevolgen, net zoals er bij overtreding van verkeersregels ongelukken ontstaan. Maar in Zijn grote genade heeft de Vader Zijn Zoon gezonden om ons te verlossen van de zondeschuld en om ons door de kracht van de Heilige Geest te kunnen genezen naar geest, ziel en lichaam. Je mag/moet steeds je gezonde verstand gebruiken en je afvragen of bijv. de tekstvertaling wel juist is en of je de tekst wel goed hebt begrepen, zeker als je (terecht) uitgaat van een Godsbeeld, dat Jezus geopenbaard heeft (zie hieronder).
Zoals we in het artikel over de predestinatieleer hebben gezien, kunnen we in diverse teksten (Ex. 9: 12; 10: 20 en 27; 14: 8) lezen dat God het hart van farao verhardde, maar in andere teksten (7: 22; 8: 19; 9: 35) dat farao zelf dit deed. Het gaat niet altijd om het letterlijk nemen van een tekst, maar om het onder leiding van de Heilige Geest verstaan wat er bedoeld wordt met die tekst, namelijk: als iemand zichzelf verhardt (en dat is diens eigen vrije keuze en verantwoordelijkheid), dan treedt als gevolg daarvan verharding op. Het is natuurlijk wel zo dat dat gevolg het resultaat is van de werking van een geestelijke wet, die God ingesteld heeft. In die zin werd de verharding ten onrechte aan God toegeschreven.
God zendt een boze geest
God Zelf wordt hierbij niet gezien als Degene die ziekte en angst geeft, maar men spreekt van een boze geest, die door God ‘gezonden’ wordt. We zien dat bijv. in Richt. 9: 23: “God zond een boze geest tussen Abimelech en de burgers van Sichem”, en 1 Sam. 16: 14-16: “Maar van Saul was de Geest des Heren geweken, en een boze geest, die van de Here kwam, joeg hem angst aan. Toen zeiden de dienaren van Saul tot hem: Zie toch, een boze geest Gods jaagt u angst aan; ……. Als dan de boze geest Gods over u komt, moet hij (de citerspeler) die bespelen, en gij zult u beter voelen”. Zie ook bijv. 1 Sam. 18: 10 en 19: 9. Vanuit het Nieuwe Testament bezien weten we dat hier sprake is van een boze geest, een demon, en niet een geest die in dienst van God is of in opdracht van God werkt. God werkt immers op geen enkele wijze samen met de duivel en diens demonen.
Een boze geest als zelfstandig wezen
Boze geesten worden gezien als zelfstandige wezens, die niet in opdracht van God werken. Bijv. “Op zekere dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor de HERE te stellen, en onder hen kwam ook de satan” (Job 1: 6) en “Toen trad er een (leugen)geest naar voren en stelde zich voor de HERE en zei: ik zal hem verleiden” (1 Kon. 22: 21). Uit de verzen 22 en 23 blijkt overigens dat God op het voorstel ingaat.
Opmerkelijk is dat we in 2 Sam. 24: 2 lezen dat God David opzette om het volk te tellen, terwijl 1 Kron. 21: 1 zegt, dat satan David aanzette. Hoe komt dat? Het boek Samuël is geschreven vóór de ballingschap, en Kronieken is pas na de terugkeer uit de ballingschap geschreven. Dat blijkt o.a. uit het feit, dat de munteenheid, de dariek, genoemd in 1 Kronieken 29: 7, dateert uit de Perzische tijd, terwijl die munt in Davids tijd nog niet bestond. De Godsopenbaring was na de ballingschap verder voortgeschreden, waardoor men al wat meer openbaring (maar nog steeds ten dele) had over Wie God was en wie de satan was. Achter de politieke en religieuze systemen zitten demonische heerschappijen (zie bijv. Daniël 10: 12-14 en Openb. 13: 2). Vóór die tijd zag men alles als één geheel. Alles werd aan God toegeschreven en niets aan de duivel.
Een totaal onderscheid tussen God en satan
Jezus, de eniggeboren Zoon, die het hart van de Vader kent, heeft God aan ons geopenbaard. Hij kwam om te laten zien Wie God was (Joh. 1: 18), namelijk God Die van ons houdt. God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis (1 Joh. 1: 5), ook al kunnen we God met ons natuurlijke verstand niet begrijpen, maar wel mogen en kunnen we Hem vertrouwen! Alles wat uit het wezen van God voortkomt, is goed. Hij is de bron van alle goedheid die tot ons komt. Jezus heeft ook laten zien wie de satan is, namelijk de mensenmoorder van den beginne (Joh. 8: 44), de tegenstander van God en mens.
Dat betekent een strijd tussen het Koninkrijk van God en het rijk van satan als twee aparte, elkaar vijandige machten, die niets met elkaar gemeenschappelijk hebben! Het betekent ook dat we in de geestelijke wereld een strijd tegen de boze te strijden hebben. Denk aan de wapenrusting in Ef. 6. We hebben niet te strijden tegen vlees en bloed, dus niet tegen mensen, maar tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. Dat God goed is, ontslaat de mens dus niet van verantwoordelijkheid, want wij moeten en willen de boze wederstaan. Dat zou voor een christen volkomen duidelijk moeten zijn, maar helaas moeten we constateren dat sommige christenen geen idee hebben van die geestelijke strijd, en de gedachte dat er een duivel is, zelfs een middeleeuwse opvatting vinden.
Ook al is God een God van licht en liefde, we mogen en moeten wel blijven bedenken dat God heilig is en ook Rechter is, die uiteindelijk het kwade zal oordelen. Als mensen het grote aanbod van Gods genade, Jezus Christus, verwerpen, is dan de consequentie het rechtvaardige oordeel van God (Joh. 3: 18-21). Dit rechtvaardige oordeel van God is overigens geheel wat anders dan het ten onrechte aan God toeschrijven van zaken (zoals het kwaad) die Zijn Naam ontheiligen en waar Hij niets mee te maken heeft.
Tenslotte zal God Zich volledig aan de oprechte gelovigen openbaren. “En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid van de Heer weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is” (2 Cor. 3: 18) en “Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien” (Matt. 5: 8) zoals Hij werkelijk is.
Niets uit dit artikel mag worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de stichting en de auteur/vertaler worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact met ons op via het contactformulier.