Emotionele synchronisatie: hoe kun je in alle omstandigheden jezelf zijn?
Door Gerard Feller
Inhoudsopgave
1. Inleiding
2. Een baby verbindt zich met zijn moeder
3. Het controlecentrum van ons brein
4. Vier niveaus van het controlecentrum
5. Synchroniserende verbindingsschakelaars
6. Het synchroniseren van energieniveaus
7. Synchronisatie van rechterhersenhelft naar rechterhersenhelft
8. Slechte moeders
9. Hiërarchische ordening van de niveaus van het controlecentrum
10. Zwakke en beschadigde hechtingen
11. Voorbereiding op de peutertijd
12. Een kort overzicht van de zuigeling- en peutertijd
1. Inleiding
Dit artikel is een hoofdstuk uit het boek Met vreugde man zijn, groeien naar volwassenheid. In dit artikel wordt uitgelegd hoe in de eerste jaren van ons leven de basis gelegd wordt voor een goede verwerking van onze emoties. De leerdoelen in de eerste levensfase (0-4jr) zijn: leven met vreugde ontvangen, leren te synchroniseren met anderen, leren door imitatie een persoon te worden, leren om steeds dezelfde persoon te zijn, leren uit te rusten. Kunnen we vanuit een boosheid weer snel tot rust komen, hoe kunnen we ‘schakelen’ in onze emoties? In welke mate hebben we de capaciteit om vreugde te ervaren? Zaken die vroeger alleen tot het gebied van de filosofie en psychologie behoorden, worden nu ook neurologisch meetbaar, o.a. via (temperatuur)hersenscans. Er kan veel fout gaan in die ontwikkeling waardoor men later vatbaar wordt voor psychiatrische ziekten. Een goede ontwikkeling heeft alles te maken met de verbondenheid en liefde die in de Bijbel centraal staan.
2. Een baby verbindt zich met zijn moeder
Voor ieder werkend menselijk brein geldt dat zich in de rechterhersenhelft een controlecentrum bevindt, dat bestaat uit een viertal niveaus en alle levensfuncties aanstuurt. Hoe dit controlecentrum in de praktijk functioneert, wordt grotendeels bepaald door de interacties die er zijn geweest tussen moeder en kind in de babytijd. In dit hoofdstuk wil ik bijzondere aandacht schenken aan één specifiek niveau van het controlecentrum, dat ook wel moedergeheugen wordt genoemd. De groei hiervan voltrekt zich namelijk in een heel vroeg stadium en wordt in zeer sterke mate bepaald door de relatie tussen moeder en kind. Zoals voor alle delen van de hersenen geldt, kan het controlecentrum zich ontwikkelen en leren, maar het kan ook onontwikkeld en ongeorganiseerd blijven. Onderzoek heeft aangetoond, dat wanneer de hersenen van de moeder emotioneel onontwikkeld en ongeorganiseerd zijn, zij dit op haar baby zal overbrengen. Echter, wanneer haar hersenen zich door voldoende training wél hebben kunnen ontwikkelen, dan zal zij dit eveneens op haar kind overdragen. Het verschil tussen goede en slechte moeders wordt bepaald door het vermogen om op een zodanige wijze met het kind te synchroniseren, dat zijn hersenen zich kunnen ontwikkelen en organiseren.
De kenmerken van een goede moeder zijn in emotioneel opzicht dezelfde als die van een goede muzikant: beiden moeten kunnen omgaan met timing, intensiteit (volume) en klank. Heeft u vroeger muziekles gehad? Ik heb ooit geleerd om piano te spelen, maar ik vond het lang niet altijd even makkelijk om op dit instrument op het juiste moment en met de juiste kracht de juiste toon aan te slaan. Baby’s komen ter wereld met hersenen, die zo goed als ongeorganiseerd en onontwikkeld zijn, maar die uiteindelijk op dezelfde wijze gesynchroniseerd moeten worden. Alleen dan kunnen zij uitgroeien tot gelukkige kinderen die praten, lachen en leren, en voor anderen een genot zijn om mee op te trekken. Je zou kunnen zeggen dat het de hoofdtaak van een goede moeder is om haar kind te leren hoe hij zijn hersenen moet synchroniseren met de buitenwereld. Een korte beschrijving van hoe dit in zijn werk gaat, zal ons helpen om het verschil te zien tussen goede en slechte moeders.
3. Het controlecentrum van ons brein
Wist u dat onze hersenen een controlecentrum hebben? Wij zijn ons daarvan niet altijd bewust, maar ons brein doet zowel dingen waarvan wij ons bewust zijn en dingen waarvan wij geen weet hebben. Zo zijn wij ons bijvoorbeeld meer bewust van onze lichaamstemperatuur dan van onze bloeddruk.
Om te begrijpen waarom dit zo is, moet ik iets meer uitleggen over de anatomie van onze hersenen. Allereerst is het van belang om te vertellen dat de hersenschors het gedeelte van onze hersenen is waarin de bewuste processen plaatsvinden en waarop onze wil invloed heeft. Wanneer wij dan vaststellen dat de bovenste twee niveaus van het controlecentrum zich in de hersenschors bevinden, houdt dit in dat de processen die hier plaats vinden ons een keuzemogelijkheid geven. Voor de onderste twee niveaus van het controlecentrum geldt daarentegen dat zij onder de hersenschors zijn gelegen. Dit betekent dat deze delen zich in ons onderbewustzijn bevinden. Wij kunnen hierop met onze wil dus geen invloed uitoefenen. Verder is het zo, dat ons controlecentrum overwegend in de rechterhelft van onze hersenen is gelegen, op de plaats waar onze gevoelens en creativiteit zich bevinden. Dit betekent dat het controlecentrum in een situatie waarin zich spanningsvolle emoties voordoen, primair zal zoeken naar een oplossing waar opnieuw vrede en vreugde wordt ervaren. Deze sterke gerichtheid op emotioneel herstel zorgt ervoor dat een kind op een relationele wijze handelt wanneer hij van streek is. Hij wordt in staat gesteld om zijn gevoelens te reguleren, te kalmeren en terug te keren naar een toestand van vreugde, tenminste, als hij heeft geleerd hoe hij dit allemaal moet doen.
De rechterhersenhelft heeft een belangrijke eigenschap die van invloed is op de wijze waarop het controlecentrum wordt getraind en functioneert. Zo hebben de herinneringen die hier worden opgeslagen, gemeen dat wij ons hiervan niet bewust zijn wanneer zij worden aangesproken. Als wij een handeling willen uitvoeren, dan is het nodig dat wij ons de vaardigheid die hiervoor nodig is in herinnering brengen. De enige manier waarop ik een glas water kan vasthouden en leegdrinken is om te leren hoe dit moet en vervolgens te recapituleren hoe ik dit eerder gedaan heb. Maar wanneer ik een glas water leegdrink, ben ik mij helemaal niet bewust van deze herinnering. Het enige dat ik denk, is: ‘Ik drink.’ Op dezelfde manier herinnert het controlecentrum zich wie wij hebben geleerd te zijn en hoe wij hebben geleerd te handelen, maar we denken daarbij niet: ‘Ik herinner mij wie ik ben’. Het enige dat wij denken – als we al hierover nadenken – is: ‘Zo ben ik’.
Samenvattend zou je kunnen zeggen dat het controlecentrum van ons brein zich tot doel heeft gesteld om ons in herinnering te brengen hoe wij onder alle omstandigheden als onszelf kunnen reageren. Anders gezegd, het gaat hier om een goed verloop van het synchronisatieproces tussen binnen- en buitenkant, ongeacht wat er gebeurt. Zodra er wat gebeurt, treden emoties op als vreugde, droefheid, schrik, woede, schaamte, walging, wanhoop en vernedering. Soms ontstaan zij van binnenuit en soms ook worden zij opgeroepen door anderen om ons heen. Wanneer ons controlecentrum onontwikkeld en ongeorganiseerd is, dan verloopt het synchronisatieproces niet goed en kunnen wij door deze sterke emoties de controle over ons leven kwijtraken. Als ons controlecentrum echter sterk en goed getraind is, dan zijn wij in staat onszelf te blijven, ongeacht de intensiteit van deze gevoelens. De voorbereiding op het hanteren van al deze noodsituaties vindt plaats gedurende de eerste twee levensjaren van een kind, tenminste, als het kan terugvallen op een goede moeder.
4. Vier niveaus van het controlecentrum
Laat mij u een korte rondleiding geven langs de vier niveaus van het controlecentrum. Het zorgvuldig kunnen synchroniseren van de hersenactiviteit wordt namelijk in etappes geleerd. Daarbij staat iedere etappe voor een niveau van het controlecentrum. Van beneden naar boven werkt deze structuur als een grote leermachine.
Niveau Een gaat over de meest basale verbindingen. Deze verbindingen zijn heel specifiek en zintuiglijk. Wanneer Niveau Een om moeder vraagt, hoeft vader niet te komen. Wanneer het daarentegen vader wil, dan heeft moeder weer het nakijken. Niveau Een bevindt zich onder de hersenschors, en beschikt dus over een eigen wil. Niveau Een bepaalt wie er in trek is en wie er geen indruk maakt. Onze diepste pijn en blijdschap zijn afkomstig van Niveau Een. Hier ligt ons verbindingscentrum. Wanneer het signaal op aan staat, dan zoekt het contact. Staat het op uit, dan niet. We zouden Niveau Een daarom ook wel onze verbindingsschakelaar kunnen noemen. Wanneer deze op aan staat, straalt het van ons gezicht af: ‘Ik wil jou!’
Niveau Twee bevindt zich – net als Niveau Een – onder de hersenschors. Hier ligt het beoordelingscentrum, waar onze ervaringen worden gelabeld met de waardering: goed, slecht, of eng. Wanneer Niveau Twee zich eenmaal een mening over iets heeft gevormd, laat deze zich niet meer veranderen. Niveau Twee functioneert in dat opzicht als het emotionele brein voor Niveau Een en bekommert zich alleen maar om wat het van iets of iemand vindt. Met uitzondering van iemand die in coma ligt, is Niveau Twee altijd alert.
Niveau Drie is het belangrijkste synchronisatiegebied van het controlecentrum. Het bevindt zich in de hersenschors en staat dus open voor interactie met andere mensen, in het bijzonder met diegenen met wie wij een band hebben opgebouwd. Niveau Drie is het emotionele brein voor twee mensen, dat wil zeggen: het kan slechts met één andere persoon tegelijk synchroniseren. De vaardigheid om dit te kunnen doen, wordt opgedaan tussen de tweede en negende maand in het leven van een baby en wel in de relatie met zijn moeder.
Niveau Drie synchroniseert veel dingen. Onder leiding van een goede moeder leert het de lagere en hogere niveaus van de hersenen te synchroniseren, dus zowel de niveaus die zich onder als de niveaus die zich in de hersenschors bevinden. Niveau Drie synchroniseert niet alleen de verschillende hersenlobben, ook de hersenen van de baby en zijn moeder – het ene brein met het andere – worden hier gesynchroniseerd. Dit is de reden waarom Niveau Drie ook wel het moedergeheugen wordt genoemd, omdat hier een synchronisatie plaatsvindt met de moeder. Wanneer moeder en kind op deze manier op elkaar zijn afgestemd, dan betekent dit dat Niveau Drie van de moeder is gedownload naar het moedergeheugen van het kind. Het meer ontwikkelde brein van de moeder heeft zichzelf gekopieerd in haar baby, inclusief datgene wat zij weet en de wijze waarop haar brein is opgebouwd.
Niveau Vier is ons bewuste identiteitscentrum. Dit is het gedeelte van de hersenen dat zichzelf als ik beschouwt. Niveau Vier heeft de naam: orbitale prefrontale cortex (orbitaal betekent onder de oogkas, prefrontaal betekent aan de voorzijde van de hersenen, cortex betekent het schorsgedeelte van de hersenen). Hier zetelen ons vermogen tot flexibel denken, moreel gedrag, persoonlijke voorkeuren, en zelfbewustzijn. De orbitofrontale cortex weet dat ik het ben die actief is en zijn leven leeft. Het is het bovenste niveau van het controlecentrum en – als alle niveaus goed getraind en ontwikkeld zijn – heeft Niveau Vier het laatste woord over wat ons brein en ons lichaam doen. Dit vermogen van Niveau Vier om ‘flexibel georganiseerd gedrag te blijven vertonen ten overstaan van een hoge graad van opwinding of spanning’ [1], is wat Sroufe noemt ‘een hoofdkenmerk van een stabiel persoon’. Niveau Vier is de plaats waar het vermogen tot flexibel organiseren zetelt.
5. Synchroniserende verbindingsschakelaars
Synchronisatie begint niet op Niveau Drie, maar veel dieper in de hersenen. Zo gaan er vanuit de thalamus in een cyclus van 40 keer per seconde signalen van achteren in de hersenen naar voren, vanuit het cerebellar vermis[2] worden cycli van links naar rechts verzonden, de snelheid van de hartslagen wordt aangestuurd, er zijn hersengolven, dag- en nachtcycli en nog vele andere soorten van synchronisatie-activiteiten in de hersenen. Te midden van dit alles komt ook het synchronisatieproces van een baby met zijn omgeving op gang. Het begint met het aangaan van een sterke band met een persoon die hij als zijn trainer ziet. In de ontwikkelingspsychologie wordt dit de vorming van een hechting genoemd. Niveau Een van het controlecentrum kiest deze persoon uit. Wanneer de verbindingsschakelaar op aan gaat, voelt de baby van binnen een sterke drang om zich te binden. Het is voor zijn ontwikkeling heel belangrijk wat er daarna gebeurt. In feite kan er een van de volgende vier hechtingsvormen ontstaan.
Hechting 1: Correct gesynchroniseerd.
Wanneer een baby contact zoekt, zoekt hij naar ogen en maakt hij geluidjes die door een goede moeder worden geïnterpreteerd als: ‘Mijn baby heeft mij nodig’. Bij wijze van spreken zou je kunnen zeggen dat zijn verbindingsschakelaar op aan staat, dus gaat die van haar ook aan. Wanneer haar baby op enig moment genoeg contact heeft gehad, dan kijkt hij weg, wordt stil en laat haar weten dat hij rust nodig heeft. Zijn moeder volgt hem ook hierin. Zo gaan zijn en haar verbindingsschakelaar tegelijkertijd aan en uit. Het beoordelingscentrum op Niveau Twee zegt dan: ‘Dit is goed’. Met die vaststelling weet de baby dat het leven goed is en dat hij zich veilig kan voelen.
Hechting 2: Altijd uit.
Wanneer, bij wijze van spreken, de verbindingsschakelaar van een baby op aan gaat, maar er komt daarop geen respons van zijn moeder, dan wordt dit door hem ervaren als een ondraaglijke pijn. Niets in zijn leven zal hem ooit meer pijn doen dan dat zijn zoeken naar contact wordt genegeerd. Volwassen mensen voelen een soortgelijke pijn wanneer hun hond wordt overreden, hun kind overlijdt of hun partner er vandoor gaat met hun beste vriend. Op het moment dat de behoefte van het kind aan contact wordt genegeerd of afgewezen, zegt zijn beoordelingscentrum: ‘slecht’. Hij zal vervolgens proberen om zijn verbindingsschakelaar weer uit te zetten, maar omdat deze zich onder de hersenschors bevindt en dus een eigen wil heeft, zal dit niet lukken. De volgende zet van de baby zal dan zijn om de stand van zijn verbindingsschakelaar te verbergen. Rond zijn tweede levensjaar heeft hij zich dan een patroon eigen gemaakt waarin hij sociaal acceptabel gedrag voorwendt en zijn echte gevoelens verstopt. Hij is in zichzelf gekeerd en negeert zijn ouders wanneer zij toenadering tot hem zoeken. Van buiten lijkt hij onafhankelijk en ongevoelig, maar diep van binnen gaat zijn kleine hart heftig te keer als hij zich groothoudt. Maar tegen de tijd dat hij 13 jaar oud is, heeft hij geleerd alle uitwendige sporen van deze pijn zo te maskeren dat hij er zelf geen weet meer van heeft. Zijn verbindingsschakelaar staat zelden meer aan. Pas wanneer het erop aankomt dat hij zich emotioneel verbindt met zijn vrouw en kinderen komt de schade aan het licht. Want dan blijkt dat ook zij door hem worden genegeerd. Zijn verbindingsschakelaar blijft op uit staan, zodat de functies van Niveau Een zich niet kunnen ontwikkelen en dus zwak blijven en ongesynchroniseerd.
Hechting 3: Altijd aan.
Deze onzekere hechtingsvorm staat bekend om zijn, kleffe, afhankelijke en claimende karakter. Het merkwaardige is dat moeders die op deze manier met hun kind zijn verbonden, zich moeilijk laten onderscheiden van andere moeders en de wijze waarop zij met hun kind omgaan. Dat lukt alleen wanneer we letten op de manier waarop beide typen moeders met hun kind synchroniseren. In de kern van de zaak is het verschil hierin gelegen, dat goed synchroniserende moeders zichzelf met hun baby synchroniseren, terwijl niet goed synchroniserende moeders hun baby met zichzelf willen laten synchroniseren. In de situatie van de slechte moeders laten zij zich dus leiden door de stand van de eigen verbindingsschakelaar en de herinnering aan de eigen hechtingspijnen. Een onzekere en verwarde moeder richt zich tot haar baby als haar verbindingsschakelaar op aan gaat en zij verlangt van het kind dat het zijn schakelaar ook op aan zet. Het doet er voor haar niet toe of zijn schakelaar op dat moment op aan staat of niet, zij komt wanneer zij zijn nabijheid nodig heeft. De stand van zijn verbindingsschakelaar wordt door haar volkomen genegeerd; zij laat zich uitsluitend leiden door de stand van haar eigen verbindingsschakelaar. Door dit patroon leert de baby geleidelijk aan dat hij zijn verbindingsschakelaar altijd op aan moet hebben staan. Hij weet immers niet wanneer zijn moeder komt of weer gaat, en hij wil zijn enige kans op een moment met haar niet verliezen. In tegenstelling tot ‘Altijd uit’ die nooit overstuur lijkt, is ‘Altijd aan’ snel aan het huilen te krijgen en hij laat zich moeilijk tot kalmte brengen.
Hechting 4: Onvoorspelbaar.
Wanneer de baby, bij wijze van spreken, zijn verbindingsschakelaar op aan zet en hij wordt daarop steeds geconfronteerd met een onvoorspelbare en angstaanjagende reactie van zijn moeder, dan zal hij haar aanwezigheid in zijn beoordelingscentrum uiteindelijk gaan registreren als een angstaanjagende gebeurtenis. Hij heeft haar nodig, maar als hij haar aandacht krijgt, komt het regelmatig voor dat hij door haar verschrikt raakt. En hij weet niet hoe hij dit probleem moet oplossen. Wanneer de kans bestaat dat de politie op je gaat schieten, dan ga je ze toch niet bellen? Er zijn drie verschillende reacties die een baby bang kunnen maken van zijn eigen verbindingsschakelaar: 1) wanneer zijn moeder hierop soms boos reageert, 2) wanneer zijn moeder hierop soms met overweldigende positieve gevoelens reageert, 3) wanneer zijn moeder reageert, maar hij tegelijkertijd aanvoelt hoe bang zij is. Onder deze omstandigheden ontwikkelt zich een patroon waarin de baby – iedere keer wanneer zijn verbindingsschakelaar op aan gaat – vreest om met pijn en angst geconfronteerd te worden, maar ook nabijheid en troost nodig heeft. Hij heeft geen flauw idee wat hij dit keer aan reactie van zijn moeder kan verwachten. En omdat hij niet kan voorspellen wat er zal gebeuren, raakt hij ontregeld. Deze baby zal zijn gehele leven overgevoelig zijn voor ziekten en moeizame relaties.
6. Het synchroniseren van energieniveaus
Toen ik nog een kleine jongen was, was een ukelele voor mij een groot instrument. Ik kon uren bezig zijn om hierop te leren spelen. Maar zelfs bij het meest simpele liedje kon het gebeuren dat ik moest stoppen met zingen om mijn vingers één voor één op de snaren te zetten om het volgende akkoord te vormen. Soms moest ik de akkoorden zelfs eerst in een boek opzoeken voordat ik ze kon spelen. Een goed muzikant zou zo met mij kunnen hebben meespelen, tenminste, wanneer hij het zou kunnen opbrengen om rekening te houden met mijn gebrek aan vaardigheid, door – net als ik – iedere keer te stoppen met spelen wanneer ik een nieuwe greep moest pakken. Het omgekeerde was echter uitgesloten. Het was ondenkbaar dat ik met een goede muzikant zou kunnen samenspelen, tenminste in het begin. Maar geleidelijk aan werd mijn spel beter en op enig moment had ik een goede muzikant alleen nog maar nodig om mij voor te gaan in het juiste ritme en tempo. Dat lukte pas nadat ik mij eerst de akkoorden eigen had gemaakt. Voordat ik een lied vloeiend kon spelen, moest ik mij eerst bepaalde muziekpatronen aanleren. Pas daarna kon ik mij erop gaan richten om in een muziekgroepje mee te spelen en mijzelf op anderen af te stemmen. Een goede muziekleraar weet dat. Een goede moeder eveneens.
Zoals we in het voorgaande hebben gezien, is de belangrijkste eigenschap van een goede moeder dat zij zichzelf vertraagt, tot rust komt, en zich aanpast aan het energie- en ontwikkelingsniveau van haar baby. Niveau Drie van het controlecentrum, dat is gelegen in de cingulaire (binnenste) schors van de hersenen, is er in het bijzonder op ingericht om deze zaken te synchroniseren. Dit gebied, dat ook wel het moedergeheugen wordt genoemd, is bij vrouwen over het algemeen groter dan bij mannen. Wanneer een moeder haar moedergeheugen synchroniseert met het moedergeheugen van haar baby, ontwikkelt zich bij het kind al heel snel een overeenkomstige chemische samenstelling, ontstaan overeenkomstige hersenpatronen en ontstaat uiteindelijk een overeenkomstige hersenstructuur. Dit gebeurt wanneer het kind tussen de 2 en 9 maanden oud is, door middel van een non-verbaal face-to-face contact. Dit alles dient op initiatief van de moeder te gebeuren, omdat de hersenen van de baby daarvoor nog te weinig ontwikkeld en georganiseerd zijn. Maar als zij deze training goed doet, zal het kind – wanneer hij 9 maanden oud is – geleidelijk aan ook zelf initiatief gaan tonen bij het synchronisatieproces.
7. Synchronisatie van rechterhersenhelft naar rechterhersenhelft
Synchronisatie vindt plaats door communicatie van de rechterhersenhelft van de één naar de rechterhersenhelft van de ander. Dit verloopt op een gemakkelijke en natuurlijke wijze indien het moedergeheugen actief is. Een korte beschrijving van wat er dan gebeurt, ziet er als volgt uit. Wat er in de rechterhersenhelft omgaat, vindt een onmiddellijke en eerlijke uitdrukking in de linkerzijde van het gelaat. Diegene die naar dit gelaat kijkt, ontvangt een beeld van de linkerkant van het gezicht en de bijbehorende emoties op de linkerzijde van de retina van beide ogen. De zenuwen van de linkerzijde van de retina lopen rechtstreeks naar de rechterzijde van de hersenen waar aan de circuits, die zich met de synchronisatie bezighouden, de opdracht wordt gegeven om de emoties op het gelaat te decoderen en daarop te reageren. Dit antwoord gaat op gelijke wijze via de linkerzijde van het gelaat weer terug naar de rechterhersenhelft. Iedere seconde wordt deze cyclus in onze hersenen maar liefst zesmaal doorlopen, waarbij er telkens enige versterking optreedt zodat de gevoelens bij iedere rondgang sterker worden.
Synchronisatie beginnen en stoppen.
De meest duidelijke momenten in het synchronisatieproces zijn de start, wanneer bij wijze van spreken de verbindingsschakelaar van de baby op aan gaat, en het einde, wanneer de baby een pauze nodig heeft. Wanneer dit goed verloopt, geeft het de baby een intens gevoel van veiligheid. Hij hoeft dan niet bang te zijn om afgewezen of overweldigd te worden. Hij kan zich er dan helemaal op richten om zijn hersenen precies te laten doen wat de hersenen van zijn moeder doen. Als zijn moeder een goed moedergeheugen heeft, worden zijn signalen door haar brein opgevangen en weet zij exact wanneer zij kan beginnen en wanneer zij weer moet stoppen.
Samen klimmen.
Wanneer de moeder ziet dat haar baby klaar is om met haar in contact te treden en zijn rechterhersenhelft met die van haar te verbinden, zal zij over het algemeen een hoger energieniveau hebben dan haar kind. Haar eerste reactie op het koppelen van hun hersendelen is dan ook het verlagen van haar eigen niveau totdat dit overeenkomt met dat van haar zoon. Haar hartslag neemt wat af en haar gezicht ontspant zich, totdat hun hersenen ‘zich op hetzelfde niveau bevinden’. Vervolgens bouwen zij samen een gemeenschappelijke vreugde op, die doorgaat totdat de hartslag van de baby een hoogtepunt bereikt. Zijn brein kan dan niet meer vreugde bevatten en hij zal van zijn moeder wegkijken en zich losmaken van de stimulatie van zijn rechterhersenhelft. Dit proces duurt slechts enkele seconden, omdat de communicatie zo goed, snel en wederkerig is. Wanneer de lach van moeder en kind ineensmelten en hun hartslag, chemische huishouding en energieniveau tezamen een hoogtepunt bereiken, dan is de eerste helft van de synchronisatiecyclus doorlopen. De tweede helft is het weer afdalen.
Samen afdalen.
Bij de afdaling gaat moeder voorop en moet de baby haar zien te volgen. Omdat moeder precies weet hoe zij haar energieniveau snel moet verlagen, keert zij bijna ogenblikkelijk terug naar een toestand van rust. Haar baby heeft daarvoor meer tijd nodig. Hij weet nog niet hoe hij zichzelf tot rust moet brengen. Maar oefening baart kunst. Hoe vaker zij oefenen om samen tot rust te komen, des te sneller kan de baby dit doel bereiken. De vaardigheid om zichzelf vanuit een toestand van intense emotie tot rust te brengen is voor hem van groot belang. Iedereen weet hoe prettig het is om met mensen om te gaan die hun kalmte weten te bewaren wanneer dingen niet verlopen zoals het behoort. De vaardigheid om onszelf snel tot kalmte te brengen, is de belangrijkste indicator voor een levenslange mentale gezondheid. Een controlecentrum dat dit niet heeft geleerd, is een voorbode van mentale ziekte.
Werken en rusten.
Een goed getraind brein is in staat om te starten wanneer het moet starten, te stoppen wanneer er gestopt moet worden, energie te ontvangen wanneer er energie nodig is, en zichzelf tot rust te brengen wanneer dingen te heftig worden. Zo ’n brein blijft zowel inwendig als uitwendig gesynchroniseerd en beschikt over volharding, veerkracht en vindingrijkheid. Mensen die hyperactief of gedeprimeerd zijn, zijn mensen die niet kunnen werken wanneer er gewerkt moet worden en niet kunnen rusten wanneer zij rust nodig hebben. Zij kunnen hun energieniveau niet adequaat synchroniseren met dat van anderen. Door afwisselend in het tempo van de baby samen te werken en te rusten onderwijst een goede moeder haar kleine jongen in het ritme van het leven en van relaties. Totdat hij de slag te pakken krijgt; samen dingen doen, samen rusten, samen lachen of huilen, samen weer bijkomen, dit alles eerst in het tempo van het kind, maar zodra hij het doorkrijgt, gaat hij zich aanpassen en leert hij op zijn omgeving in te spelen. Een controlecentrum waarvan Niveau Drie goed ontwikkeld en getraind is, is al na negen maanden in staat om met anderen te synchroniseren. Een onontwikkeld en ongeorganiseerd brein zal altijd anderen nodig blijven hebben die bereid zijn om met hem te synchroniseren.
8. Slechte moeders
Dit is een wel heel beladen begrip. In feite is het zo dat alle moeders op enig moment slechte moeders zijn. Voor een groot deel wordt de kwaliteit van hoe goed wij het doen als moeder bepaald door datgene wat wij zelf hebben ontvangen, vooral in de eerste drie jaren van ons leven. Wanneer het controlecentrum van een moeder zwak, ongestructureerd en ongetraind is, zal zij grote moeite hebben met de natuurlijke ongeordendheid van haar baby. In plaats van zich met de ontwikkeling van zijn brein bezig te houden, worstelt deze moeder met haar eigen gebrek aan stabiliteit. Zij kan hierop op verschillende manieren reageren. Soms doet ze dat door op een afstand te blijven; zij lijkt dan niet betrokken te zijn en negeert de signalen van haar kind. Ze zegt dan ‘Hij redt zich wel’, of ‘Er is niets aan de hand’.
Een tweede manier waarop een beschadigde moeder zichzelf in de hand probeert te houden, is door ervoor te zorgen dat de baby haar leiding volgt. Zij probeert hem emotioneel zodanig op orde te krijgen, dat hij voelt wat zij denkt dat hij zou moeten voelen. Wanneer dat lukt, heeft zij het gevoel de zaak onder controle te hebben. Dit is de moeder die vindt dat zij alles goed doet en de baby met haarzelf laat synchroniseren. Over het algemeen is het zo dat deze slechte moeders meer lachen, meer spelen en meer bij hun baby betrokken zijn dan gezonde moeders. Zij willen altijd bij hun kinderen in de buurt blijven. Zij zijn betrokken, intiem, hartelijk, warm, gelukkig en wie weet wat nog meer, opdat hun kind maar gelukkig is. Maar dit kind leert niet om zichzelf te synchroniseren, kalm te worden, en om na verdriet weer vreugde te vinden.
Het derde type slechte moeder is de laat-het-ophouden moeder. Zij is duidelijk alle controle kwijt, veelal ten gevolge van een defect controlecentrum, een drugsverslaving of extreme omstandigheden. Omdat zij wil dat hieraan een einde komt, oefent zij druk uit op haar baby om te stoppen met de emotionele eisen die hij aan haar stelt. Wanneer hij aandacht vraagt, explodeert zij: ‘Houd toch je kop!’
Wat deze drie typen van een beschadigd moedergeheugen gemeenschappelijk hebben, is dat zij zich niet kunnen richten op het kind, zijn signalen niet kunnen verstaan en niet met hem kunnen synchroniseren. Zij zijn niet in staat om zich op zijn energieniveau en ritme af te stemmen, omdat hun eigen signaal te zwak, te sterk of te chaotisch is.
9. Hiërarchische ordening van de niveaus van het controlecentrum
Voor een goed functioneren van de hersenen is timing van groot belang. Weten wat we wel en wat we niet moeten synchroniseren is bij het gebruik van ons hoofd van fundamenteel belang. Een sterk en goed getraind controlecentrum is in staat om ook bij intense gevoelens gesynchroniseerd te blijven. Een onvolgroeid, slecht getraind, verzwakt of chemisch uit balans geraakt controlecentrum heeft de neiging uit elkaar te vallen. We zien dan dat de verschillende niveaus van ons controlecentrum van boven naar beneden worden afgebroken.
Wanneer pijnlijke emoties de hersenen doorstromen, begint de eerste fase van desynchronisatie op te treden doordat het in de rechterhersenhelft gelegen controlecentrum de toegang tot de linkerhersenhelft gaat afsluiten. Zo lang de verstoorde gevoelens aanwezig zijn, blijft de rechterhersenhelft de dienst uitmaken. De linkerhersenhelft die altijd bezig is met gedachten en woorden, komt daarmee buitenspel te staan. Als het controlecentrum goed functioneert, heeft de in de rechterhelft gelegen orbitale prefrontale cortex de exclusieve zeggenschap over de rest van het brein. De bovenste laag van het controlecentrum – de identiteit – blijft in stand, zo lang als de laag daaronder (Niveau Drie) gesynchroniseerd blijft.
Om de in de rechterhelft gelegen orbitale prefrontale cortex actief te houden, moet het moedergeheugen van Niveau Drie genoeg vermogen hebben opgebouwd om de elektrische en chemische hersenstorm te kunnen blijven hanteren. Wanneer de verstoring echter te sterk wordt, zien we dat het controlecentrum uiteen begint te vallen. Het eerste dat wij dan kunnen waarnemen, is een stagnatie in de functies van Niveau Vier. Hier bevinden zich de vermogens van het Zelf – onze identiteit – waardoor wij in staat zijn om onszelf te zijn in plaats van in chaos te verkeren. Wanneer Niveau Vier wordt afgesloten, raakt men tijdelijk verstoken van de volgende vermogens:
– de identiteit als persoon,
– de beheersing van de emoties (individueel en in relatie tot anderen),
– het concentratievermogen,
– het vermogen om de aandacht te verdelen,
– het interacteren tussen drie of meer mensen,
– de persoonlijke voorkeuren,
– de creativiteit,
– het besef van voldoening,
– het vermogen tot doelgericht handelen,
– het vertonen van moreel en sociaal aanvaardbaar gedrag,
– het corrigeren van het beeld dat men zich van anderen heeft gevormd,
– het besef wie wij zijn in de tijd (tijd reizen/leeftijd regressie),
– het tot rust komen/beheersen van de amygdala (Niveau Twee).
Niveau Drie, de laag waar de synchronisatie plaatsvindt, sluit de bovenste laag (onze identiteit) af wanneer een bedreigende ervaring een intensiteit bereikt die men nog niet eerder heeft gekend. In de hersenen zijn dan al meer zenuwcellen actief dan ooit tevoren. Als vervolgens het moment aanbreekt dat zij niet meer kunnen terugvallen op voorliggende ervaringen in het geheugen, gaan zij op zoek naar een brein dat groter is. De hersenen hebben dan een brein nodig dat wel beschikt over voldoende kennis om met deze aanval op de zenuwen om te gaan, en zullen proberen om daarmee te synchroniseren. Zij gaan op zoek naar een brein dat kan laten zien hoe je moet omgaan met dergelijke heftige emoties. Er is in deze fase geen sprake meer van mentale flexibiliteit; alle activiteiten zijn erop gericht om dat ene brein te vinden. De baby zoekt wanhopig naar iemand die wil helpen om hem terug te brengen naar een situatie waarin hij de controle over zichzelf kan hervinden. Zijn moedergeheugen zoekt naar iemand die over het vermogen en de ervaring beschikt om van rechterhersenhelft tot rechterhersenhelft met hem te synchroniseren en een voorbeeld voor hem kan zijn om vanuit deze gespannen situatie in relatie met zichzelf en zijn omgeving te blijven staan en te reageren als de persoon die hij of zij altijd is geweest. Synchronisatie met zo’n moeder zal hem in staat stellen om opnieuw te synchroniseren met zijn hogere (prefrontale) hersenfuncties. Een moeder die zich in dit opzicht goed heeft kunnen ontwikkelen, zal in staat zijn om hem die versterking van zijn controlecentrum mee te geven.
Als de synchronisatie met een moedergeheugen van een groter brein mislukt, dan zal het beoordelingscentrum (Niveau Twee) alarm slaan en proberen om alle activiteiten stil te leggen. Dit subcorticale deel van het controlecentrum staat altijd aan. Het gevoel van tevredenheid is verdwenen en het kind schakelt over op angst, terugtrekking en vermijding. Aangepast gedrag hoeven we niet meer van hem te verwachten, evenals creativiteit en mentale flexibiliteit. Het kind bevindt zich nu in een toestand van grote stress, waarin alles erop gericht is om hieraan een einde te maken. Als de emoties maar hoog genoeg oplopen, zal Niveau Twee uiteindelijk ertoe overgaan om zoveel mogelijk gebieden van de hersenen af te sluiten en alle systemen in een energie sparende sluimertoestand brengen. Onze jongen bevindt zich dan in een shock. Zijn controlecentrum is volkomen gedesynchroniseerd en hij zit lelijk in de nesten. De enige manier om hem nog te helpen, is ervoor te zorgen dat hij een sterk controlecentrum kan opbouwen.
Gedurende de zuigelingen- en peutertijd beschikt een baby over een langzaam kloppende massa van cellen, die geleidelijk aan uitgroeit tot een gesynchroniseerd, werkend brein. Hij leert in deze periode om de verschillende onderdelen van zijn hersenen op elkaar af te stemmen. Hij leert ook om zichzelf op anderen af te stemmen. Hij leert omgaan met woorden en gevoelens, inspanning en rust, relaties en emoties, vragen en ontvangen. Als dit alles goed verloopt, is hij er rond zijn vierde levensjaar aan toe om voor zichzelf te gaan zorgen. Dan heeft hij het niet langer meer nodig dat het leven aan hem wordt aangepast, zoals daarvoor wel het geval was.
10. Zwakke en beschadigde hechtingen
Wee de arme baby, wiens moeder niet in staat is om zijn behoeften aan te voelen en daarin te voorzien. Zij geeft hem te eten wanneer zij honger heeft, zet hem aan het spelen wanneer zij televisie wil kijken, en houdt hem dicht bij zich wanneer zij veiligheid nodig heeft. Zo krijgt de baby niet de gelegenheid om zijn behoeften en gevoelens te leren kennen. In plaats daarvan leert hij de behoeften en gevoelens van zijn moeder kennen, en wel op een manier die hem ook nog eens onder druk zet om hieraan te voldoen. Maar omdat haar behoeften en gevoelens moedergroot zijn, zal de baby hierdoor overweldigd worden en zal zijn baby- identiteit onder deze last bezwijken en desintegreren. Om aan deze bedreiging het hoofd te bieden, gaat hij op zoek naar iemand anders die bereid is om aandacht aan hem te besteden.
Een baby met zwakke of angstige hechtingen ervaart een hevige drang om zich met iets te verbinden. Dit kan zich op verschillende manieren uiten. Hij begrijpt echter niet dat het in zijn zucht naar aandacht ten diepste om een vragen gaat. Baby’s moeten leren dat zelfs hun huilen eigenlijk een vragen is. Een kind dat aandacht nodig heeft, heeft nog niet geleerd te vragen om wat hij nodig heeft. Volwassenen hebben dit over het algemeen wel in de gaten. Zij kunnen soms heel terecht opmerken: ‘Hij vraagt alleen maar om aandacht’. Dat klopt: aandacht is precies datgene waarom het kind vraagt. Maar als een kind niet leert om door middel van vragen in zijn behoeften te voorzien, zal hij andere wegen bedenken om de aandacht van zijn moeder of van iemand anders op zich te vestigen. Misschien zal hij zo vinden wat hij zoekt, maar het is ook heel goed mogelijk dat hij een pak slaag krijgt, of dat hij wordt mishandeld. Meestal maakt hij zich met dergelijk gedrag niet erg geliefd. Ook kan hij niet echt rijpen voor de overgang van melkvoeding naar een meer gevarieerd eetpatroon van vaste voeding (in de ontwikkelingspsychologie noemt men dit de peutertijd), want hij leert zo niet om echt voor zichzelf te zorgen.
Een baby met zwakke hechtingen verkeert al in moeilijkheden voordat hij het einde van zijn zuigelingentijd heeft bereikt. Wanneer het moment naderbij komt, waarop hij geacht wordt meer voor zichzelf te gaan zorgen, blijft hij door het ontbreken van een hechte band met zijn moeder een hevige drang voelen om zich te binden. Hij voelt aan dat intimiteit met de ander zijn behoeften kan bevredigen, maar de band met zijn moeder is niet sterk genoeg om hem die bevrediging of veiligheid te bieden. Hij zal de peutertijd daarom ervaren als een periode waarin zijn gevoel van verlating en verwerping nog verder versterkt wordt.
Omdat het gevoel van verlating en verwerping zo verwarrend is, zal een kind met beschadigde hechtingen zijn nieuwe identiteit als peuter verwerpen. In plaats van de nieuwe doelstelling om voor zichzelf te leren zorgen als een uitdaging te zien, zal hij proberen om andere mensen zodanig te manipuleren dat zij voor hem zullen zorgen. Omdat zijn identiteit door beschadigde en zwakke hechtingen is verlamd, blijft hij in zijn ontwikkeling steken in de zuigelingenfase. Deze ondervoeding van de ziel is behoorlijk traumatisch te noemen. De baby heeft immers gebrek aan een noodzakelijke input van goede elementen die hem in staat stellen om te groeien. Volgens recent hersenonderzoek loopt de ontwikkeling van de hersenen van een baby hierdoor meer schade op dan door mishandeling. De schade veroorzaakt door de afwezigheid van goede dingen noemen wij A-trauma’s (met de A van afwezig). Het ontbreken van goede elementen in de opvoeding van een kind zal de groei evenzeer belemmeren als slechte elementen, zoals kindermishandeling, ziekte en rampzalige gebeurtenissen doen. De schade die hierdoor wordt veroorzaakt, noemen wij B-trauma’s (met de B van bedreigend).
11. Voorbereiding op de peutertijd
Wanneer een kind een sterke band met zijn moeder heeft, dan kan het erop vertrouwen dat zij er is en hem helpt wanneer er iets ergs gebeurt. Hij raakt vertrouwd met het patroon dat er na vervelende gebeurtenissen altijd vertroosting is. Hij weet dat hij niet alleen is en daarom hoeft hij ook niet bang te zijn voor vervelende gebeurtenissen of akelige gevoelens. Zijn vertrouwen en hoop zijn gebaseerd op dit eenvoudige fundament.
Hoe sterk is het vertrouwen van een man die op de een of andere manier aanvoelt (eigenlijk is dit de prefrontale cortex) dat iets kwaads de voorbode is van iets goeds. Zo ’n man zal niet snel door tegenslag of pijn uit koers raken. De geborgenheid van de band met zijn moeder heeft hem een stevig koord in handen gegeven waarmee hij als bergbeklimmer een enorme dosis avontuur aankan. Hoe sterker de liefdesband tussen moeder en zoon is, hoe zekerder hij zal klimmen. Hoe sterker de band met zijn moeder is, hoe groter zijn vermogen zal zijn om het leven te grijpen. Wanneer een kind weet dat hij niet door zijn moeder wordt verstoten, is hij in staat om wilde dingen te trotseren en kan hij doen wat andere kinderen en mannen voor onmogelijk houden. Hij voelt dat hij pijn kan verdragen, van streek kan zijn en zelfs kan lijden zonder dat hij uit koers raakt.
Ga nooit op het touw staan! Ervaren klimmers kunnen je vertellen dat er door het staan op een touw kleine zandkorrels in het touw dringen waardoor het sneller slijt. Op het moment dat je het touw het hardst nodig hebt en de spanning het grootst is, zal het breken. Jongens moeten daarom leren om zorgvuldig om te gaan met de band die zij met hun moeder hebben. Oudere kinderen en andere gezinsleden moeten hen helpen de band met hun moeder in ere te houden en te beschermen tegen angst, onderschatting of verwaarlozing. Ook moeders moeten leren om niet op het touw te gaan staan. Wanneer zij een fout maken, doen zij er goed aan om dit toe te geven, zodat hun zoon leert om vergeving te vragen en zijn band sterk te houden. Wie vermijdt op het touw te gaan staan, kan lang en veilig klimmen.
Als een jongen een sterke liefdesband met zijn moeder heeft, kan hij bij anderen betrokken zijn zonder dat hij het nodig heeft om aan hen zijn wil op te dringen. Hij weet dat er ondanks pijn altijd weer nabijheid, troost en herstel zal zijn. Hij weet dat er altijd weer een pad is, dat hem terugvoert naar Kamp Vreugde. Hoe minder hij de neiging heeft om anderen zijn wil op te dringen, hoe groter zijn wereld kan worden. En wat belangrijker is, wanneer hij eenmaal een man is, zal hij geen angst kennen voor zijn vrouw en kinderen. Hij zal hun behoeften en gevoelens niet zien als manieren waarop zij hem proberen te manipuleren of iets op te dringen. Een man die geleerd heeft om leven te geven, heeft zijn wortels in een babytijd met een hechte liefdesband, maar daarmee lopen wij op de zaken vooruit: onze baby moet eerst nog een peuter worden
12. Een kort overzicht van de zuigeling- en peutertijd
Wat is het een tedere, intieme wereld waarmee de kleine baby wordt omgeven. Een wereld die speciaal voor hem gemaakt is, naar het beste kunnen van zijn ouders. Het is een plek die zo intiem is dat wij onze gevoelens goed onder controle moeten hebben om hierin een kijkje te kunnen nemen. Het is een wereld van aanraken en voelen, van weten en liefhebben, en af en toe ook… van je neus dichtknijpen. Ademhalen, slapen, eten, bewegen, vreugde en vrede, al deze elementen dragen in het eerste levensjaar van een kind bij aan een sterke band met zijn moeder. Al gauw weet hij dat ook zij een persoon is met een brein. Haar hersenen kennen hem, helpen hem, genieten van hem, en delen plezierige ervaringen met hem. Door met haar brein te synchroniseren leert hij om zijn eigen hersenen te synchroniseren. Hij beklimt de Vreugdeberg en rust uit in Kamp Vreugde wanneer hij dat nodig heeft. Tegen de tijd dat hij één jaar wordt en begint te lopen, gaat zijn moeder – zijn rots in de branding – voor hem veranderen. Deze langzame, geleidelijke verandering stelt hem in staat om kleine hoeveelheden ergernis en teleurstelling te ervaren. Het is niet langer zo dat zij altijd komt wanneer hij haar roept. Zij zal niet altijd meer raden wat eraan scheelt. Maar zij blijft hem wel in de gaten houden en voordat hij zich in wanhoop kan storten, helpt zij hem weer te hopen. Hij leert om zelf de weg naar Kamp Vreugde terug te vinden. Wanneer zo de dagen voorbijgaan, leert de baby te vragen en te ontvangen. Hij leert aan wie hij iets moet vragen en hoe hij dat moet doen. ‘Vraag papa maar om je veters vast te maken’, zegt moeder. ‘Wil je nog wat stamppot?’ of ‘Hoe gaat het met mijn jongen?’ Dit zijn allemaal voorbodes van een spoedige intrede in de wereld van het gesproken woord. De baby is bijna klaar voor zijn peutertijd. Wij zullen deze periode in het hoofdstuk over de jongen en zijn vader aan een nauwkeuriger onderzoek onderwerpen, want het succes hiervan is voor een groot gedeelte afhankelijk van de vader. Met de hulp van zijn ouders zal de jongen zijn zuigelingentijd achter zich laten. Spoedig kan hij op eigen benen staan. Wanneer hij zijn vierde verjaardag nadert, zal hij genoeg hoop hebben ontwikkeld om te proberen voor zichzelf te zorgen. Dan hebben de woorden van moeder een andere boodschap, ‘Vertel me wat je wilt’, of ‘Wat scheelt eraan?’, of – het ergste van alles: ‘Je zal moeten wachten tot we gaan eten’. De peutertijd nadert, maar niet in de conventionele zin. Zij luidt het einde van de zuigelingentijd in. De peuterperiode is een enorme verandering die alleen maar kan worden volbracht door een goed getraind brein van een vierjarige. Een volgroeide dreumes met een brein dat in staat is om zichzelf in de hand te houden, met anderen te synchroniseren, en die zijn relaties door zowel woorden als gevoelens kan onderhouden, is klaar voor de volgende stap.
Gerard Feller
Uit: E. James Wilder, Met vreugde man zijn: groeien naar volwassenheid
448 p., genaaid gebrocheerd
ISBN: 9789079011018
Verkoopprijs: € 24,95
Bestel of lees meer: www.archippus.nl/index.php
Uitgever Archippus boeken juni 2007
Noten:
[1] Sroufe (1996, p.159) aangehaald in Siegel (1999, p. 156).
[2] Het cerebellum is Latijn voor kleine hersenen, die in het achterste deel van de schedel zijn gelegen. Het cerebellar vermis is een wormvormige structuur die zich in de kleine hersenen bevindt.
Niets uit dit artikel mag worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de stichting en de auteur/vertaler worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact met ons op via het contactformulier.