Maria-Dogma's hebben geen Bijbels fundament
Door Piet Guijt
Inhoudsopgave
Inleiding
1. Het eerste dogma: Maria, altijd maagd
2. Het tweede dogma: Maria, moeder van God
3. Het derde dogma: De onbevlekte ontvangenis van Maria
4. Het vierde dogma: De tenhemelopneming van Maria
5. Mogelijk een vijfde dogma: Maria medeverlosseres?
6. Conclusie
Literatuurlijst
Inleiding
In onze tijd zien we signalen van een toenemende belangstelling om te komen tot meer begrip tussen gelovigen van verschillende denominaties waar het gaat om het herkennen van overeenkomsten in de geloofsbelijdenis. Maar bij die oriëntatie behoort ook het in kaart brengen van de verschillen. Immers bij het zoeken naar waarheid mogen en moeten deze eerlijk onder ogen worden gezien en in een gedachtewisseling aan de orde worden gebracht.
In het artikel Wie is ‘de vrouwe’ van alle volkeren? (3) werden de visioenen besproken die de rooms-katholieke vrouw Ida Peerdeman in een bepaalde periode (1945 tot 1956) van Maria zou hebben ontvangen. Daarin zou deze ‘Maria’ uitspreken dat er voor haar een vijfde dogma zou moeten worden afgekondigd door de paus, namelijk dat ze zal worden beschouwd en erkend als medeverlosseres. In dat artikel is aangegeven dat het een grote vergissing zou zijn dit zogenaamde vijfde dogma te erkennen omdat er sprake is van misleiding door de boze. Want niet Maria is verschenen aan Ida Peerdeman, maar een geest uit het rijk der duisternis die zich voordeed als ‘de vrouwe’ en van wie men (o.a. bisschop Punt van het bisdom Amsterdam-Haarlem) ten onrechte aanneemt dat het Maria zou zijn.
Als er sprake is van een (evt.) vijfde dogma, dan rijst uiteraard de vraag wat dan de andere vier Maria-dogma’s zijn. Het zijn de volgende vier, met tussen haakjes het jaar van afkondiging, namelijk:
1. Maria, altijd maagd (553),
2. Maria, moeder van God (431),
3. De onbevlekte ontvangenis van Maria (1854), en
4. De Tenhemelopneming van Maria (1950).
Opmerkelijk is dat deze mariale dogma’s (leerstellingen, leerstukken) er niet altijd geweest zijn, dus ook niet in de eerste tijd van de kerk, maar pas in de loop der eeuwen zijn ontstaan. Maar waar zijn deze leerstukken dan vandaan gekomen? “De Schrift leert ze niet, en het is zelfs historisch niet duidelijk dat ze uit de prediking van de oorspronkelijke apostelen stammen” (7). We zullen de vier dogma’s stuk voor stuk bespreken en tegen het licht van de Bijbel houden.
1. Het eerste dogma: Maria, altijd maagd
Men heeft dit dogma afgekondigd in 553 tijdens het concilie van Constantinopel (16) om aan te geven dat de roeping van Maria zo uniek was, dat de schoot van Maria geen ander kind dan Jezus zou mogen dragen (7). Maar men vergeet dan dat Jozef in dat geval een vader zou worden zonder eigen kinderen uit zijn huwelijk met Maria, en dat kan Gods bedoeling met hun huwelijk niet geweest zijn. Immers normaliter is het krijgen van kinderen niet alleen een mogelijkheid, maar zelfs een scheppingsopdracht (Gen. 1: 28) en geldt het als een zegen. Daarbij kan worden opgemerkt dat het een ‘schande’ en een groot verdriet was als een vrouw geen kinderen zou krijgen; zie Hanna, die na Samuel nog drie zonen en twee dochters kreeg (1 Samuël 2: 21). Door kinderen (vooral zonen) had je aanzien, bleef je naam voortleven en was je oudedagvoorziening en begrafenis geregeld. Bovendien, “Seks is binnen het huwelijk geen zondige daad. Maria zou zichzelf op geen enkele manier verontreinigd hebben door een seksuele relatie te hebben met Jozef, haar echtgenoot” (10). Door onthouding en maagdelijkheid te verheffen, wordt seksualiteit ten onrechte in een kwaad daglicht gesteld. Hoeveel is er niet scheefgegroeid met het celibaat en met andere uitspattingen van seksueel misbruik binnen de rooms-katholieke kerk die deze kerk op de rand van het faillissement heeft gebracht!
Voorts kunnen we uit bijv. Matt. 12: 46, 47; 13: 55 afleiden dat Jezus (half)broers had en dat Maria later inderdaad geen maagd meer was, want die andere broers zijn op natuurlijke wijze verwekt. Nu zouden rooms-katholieken nog kunnen tegenwerpen, dat het Griekse woord ‘adelphos’ zowel ‘zoon’ als ‘neef’ kan betekenen. In dat laatste geval zou Jezus geen (half)broers hebben gehad. Maar de beoogde betekenis van de genoemde teksten is duidelijk: de omstanders dachten dat Jezus de zoon van Jozef en Maria was, en de broer van Jakobus, Jozef, Simon en Judas (Matt. 13:55) en van een onbekend aantal niet bij naam genoemde zussen. Vader, moeder, broer, zus. Binnen de context van de genoemde teksten is het dus zeer aannemelijk, dat Jezus wel broers (en ook zusters, zie Matt. 13:56!) had. Immers het zou toch onwaarschijnlijk moeten worden geacht, dat Maria alleen maar met een aantal neven bij Jezus op bezoek kwam. Zie ook Matt. 12: 50, Marc. 3: 31-35, Luc. 8: 19-21, Joh. 2: 12 en Hand. 1: 14. Al deze verzen hebben betrekking op de moeder van Jezus, samen met de broers van Jezus. Als zij Zijn neven waren, of evt. de zonen van Jozef uit een eerder huwelijk, waarom werden zij dan zo vaak samen met Maria genoemd? (11). Het is vergezocht om de betekenis van de tekst “broers en zusters” te interpreteren als “neven en nichten” of “familieleden”, als in dezelfde zin de moeder en vader van Jezus worden genoemd (11).
En zelfs indien Maria geen andere kinderen gebaard zou hebben, zou Jozef dan nooit geslachtsgemeenschap met Maria hebben gehad? Was dat dan ook verboden? Nee toch? Matt. 1: 25 zegt over Jozef: “Hij had geen gemeenschap met haar voordat zij een zoon baarde. Hij gaf Hem de naam Jezus”. Het woord ‘voordat’ geeft duidelijk aan dat Jozef en Maria geen seksuele gemeenschap hadden tot de geboorte van Jezus. We mogen concluderen dat Jozef en Maria samen meerdere kinderen kregen nadat Jezus was geboren. God zegende en begenadigde Maria door haar meerdere kinderen te geven, wat in de cultuur van die tijd de duidelijkste aanwijzing was voor Gods zegening van een vrouw (11).
We wijzen er nog op dat Jezus niet de eniggeboren zoon van Maria was, maar de eniggeboren Zoon van de Vader! (Joh. 1: 18; 3: 16, 18; 1 Joh. 4: 9). Jezus was wel de eerstgeboren zoon (Luc. 2: 7) van Maria, en ook dat kan erop duiden dat zij bij Jozef verschillende kinderen kreeg.
Er moet nog op gewezen worden dat het dogma in fysieke zin onzinnig is omdat bij de geboorte van een kind, dus ook [of: zelfs] het kind Jezus, er geen sprake meer kan zijn van lichamelijke maagdelijkheid. Er zijn wel geschriften die zo ver gaan om te beweren dat Jezus niet via de normale weg geboren werd, maar dat is een absurde voorstelling van zaken. En bovendien: hoe kan Maria tegelijk maagd en moeder zijn? Hier botst de traditie weer met de Bijbel.
We zien welke beoordelingsfouten men maakt of tot welke vreemde en niet-geloofwaardige opvattingen men komt als men Maria heiliger wil voorstellen dan zij was (ook al weten we dat zij rechtvaardig leefde) en God haar de eer gaf de moeder van Jezus te worden. De Bijbel heeft Maria nergens aangeduid als eeuwige maagd of onze lieve vrouw. “Het gehele idee van de altijddurende maagdelijkheid van Maria is gebaseerd op on-bijbelse doctrines en op een on-bijbels begrip van seksualiteit in het huwelijk” (11).
Rooms-katholieken zouden nog kunnen zeggen dat het maagd zijn en blijven van Maria in geestelijke zin moet worden opgevat. Maar dan geldt dat ook voor vele oprechte gelovigen, die rein en heilig leven, dus waarom zou dat dan alleen voor Maria moeten gelden en waarom zou er dan ook nog een dogma voor moeten zijn opgesteld? Paulus schrijft aan de Korintiërs: “Want met een ijver Gods waak ik over u, want ik heb u verbonden aan een man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen (2 Kor. 11: 2). Dat kan dus op elke gelovige betrekking hebben.
Sommigen menen dat Maria de Tweede Eva zou zijn en dat zij, net als Jezus (de tweede Adam) gedurende haar gehele leven maagd (zoals we al zagen is dat een fysieke onmogelijkheid) gebleven zou zijn om zich zo volledig en fulltime te richten op de dienst aan God. Maria zou een celibatair leven in de tempel geleid hebben. Dat is overigens in tegenspraak met bijv. Luk. 2: 40 t/m 52. Men gaat zelfs zover om zich te beroepen op een geschrift (het zgn. ‘proto-evangelie van Jacobus’) uit de tweede eeuw, dat bij nader inzien als één groot en absurd fantasieverhaal moet worden opgevat en niet serieus kan en mag worden genomen.
2. Het tweede dogma: Maria, moeder van God
Vooraf moet erop gewezen worden, dat men met ‘God’ niet bedoelt: God de Vader. Maar waarom dan toch dit dogma ‘Maria, moeder van God’? Maria is toch de moeder van Jezus, de Zoon van God? Of: de moeder van Christus, zoals Nestorius, de bisschop van Constantinopel, terecht had voorgesteld? Maar men wees zijn zienswijze af volgens de volgende foutieve redenering: Indien men zou ontkennen dat Maria de moeder van God was, dan zou men daarmee ontkennen ófwel dat Jezus God is, óf dat Maria werkelijk zijn moeder is. Omdat men de goddelijke en menselijke natuur van Jezus onafscheidelijk met elkaar verbonden achtte, meende men dat Maria beschouwd moest worden als de Moeder van God, en tegelijk als de moeder van de mens Jezus. Men stelde abusievelijk dat Maria 'naar het vlees' de moeder van God is om te verduidelijken dat Maria niet de bron van Jezus' godheid is (7). Maar dat laatste is zo vanzelfsprekend dat de term ‘moeder van God’ dan ook niet nodig is. Het unieke van Jezus, de Zoon van God, was dat Hij de enige mens was die zonder zonden was en daarom vol kon zijn en vol was van de Heilige Geest en daardoor de goddelijke natuur deelachtig was. Bij Jezus was Zijn goddelijke natuur niet alleen een gevolg van Zijn zondeloosheid maar mogelijk ook een oorzaak ervan.
Soms wordt ter verdediging van dit dogma (dat in 431 werd afgekondigd tijdens het derde oecumenische concilie) gewezen op Luc. 1: 43 (“En waaraan heb ik [Elisabet] dit te danken, dat de moeder mijns Heren tot mij komt?), maar daar wordt niet gesproken over theos (God), maar over Kyrios (Heer).
3. Het derde dogma: De onbevlekte ontvangenis van Maria
Vooraf moet een mogelijk misverstand worden opgeruimd. Soms wordt onder de onbevlekte ontvangenis van Maria verstaan dat zij zonder gemeenschap met een man bevrucht is om Jezus te kunnen ontvangen en baren. Echter dat laatste betreft de maagdelijke conceptie en geboorte van Jezus.
Maar onder de onbevlekte ontvangenis van Maria wordt verstaan de opvatting dat Maria vanaf het moment van haar eigen conceptie (bij haar moeder) en geboorte gevrijwaard zou zijn van erfzonde. Zij zou met een onbevlekte ziel ontvangen zijn in de schoot van haar moeder, aldus de traditie van Anna, de moeder van Maria (12). Zelfs zou volgens de rooms-katholieke geloofsleer Maria vanwege haar uitverkiezing als moeder van Jezus nooit met enige zonde bevlekt zijn geweest (12). Dit is onmiskenbaar onjuist, immers slechts één mens, de Zoon des mensen Jezus Christus, was zonder zonde. Vanaf de middeleeuwen deden in het volksgeloof al verhalen de ronde waarin de geboorte van Maria als een wonder op zich werd beschreven (6). Origenes (185-254) schreef al in de derde eeuw dat Maria onbevlekt en gelijk aan God was, niet besmet door de duivelse erfzonde. Maria was de puurheid en zonder zonde (6). Maar ook dat is niet juist.
Het dogma van de onbevlekte ontvangenis van Maria werd, mede na petities van bisschoppen en verzoekschriften van o.a. religieuze ordes als de Dominicanen, pas op 8 december 1854 door paus Pius IX (“die al zijn leven lang een enorme devotie voor de Maagd Maria heeft”) (9) afgekondigd. Deze paus heeft er ook voor gezorgd dat tijdens het Eerste Vaticaans Concilie (1869-1870) ook het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid werd goedgekeurd (8) met de bul ‘Ineffabilis Deus’. Het was mede bedoeld om de bijzondere status van Maria te bevestigen. Het zette onder katholieken een nieuwe golf van Mariavering in gang (9, 12). Het dogma wordt met een hoogfeest gevierd wordt op 8 december, negen maanden voor het feest van de geboorte van Maria op 8 september (12).
Waarom kwam men tot dit dogma? Omdat volgens bepaalde (maar onjuiste) redeneringen van rooms-katholieke theologen (zoals bijv. Ambrosius in de vierde eeuw) Maria Jezus anders niet zou hebben kunnen dragen. Schreck schrijft: “Het leek (!) hen onmogelijk dat de allerheiligste (Zoon van) God, wiens Wezen helemaal tegengesteld is aan de zonde, geboren zou kunnen worden uit iemand die getekend was door de zonde en de opstandigheid van de gevallen menselijke natuur. Men bedacht dat God, om Maria op haar speciale taak in Zijn plan voor te bereiden, de genade van Jezus' verlossing tevoren op haar zou hebben toegepast” (7), m.a.w. “Op haar ziel werd door God reeds tevoren de zuiverende werking van de toekomstige verlossing door haar Zoon Jezus Christus toegepast” (8).
Een andere redenering uit rooms-katholieke hoek is als volgt: “De Eerste Adam en Eva waren onbevlekt, en wanneer de Tweede Adam ook onbevlekt is, dan is het logisch dat de Tweede Eva dat ook is. Hieruit leren we dat uit het feit dat Maria de Tweede Eva is logischerwijze de leer volgt dat God haar de genade van onbevlektheid al eerder dan ons gegeven heeft”. Men kan de vraag stellen waarom dat theologisch geredeneer logisch zou zijn. Je kan een situatie van voor de zondeval niet vergelijken met een situatie van na de zondeval.
De Bijbel zegt nergens dat Maria vanaf het moment van haar conceptie door God gevrijwaard zou zijn van de erfzonde, erfsmet of hoe men het ook wil noemen. En zelfs indien dat zo zou zijn, dan wil dit ook nog niet zeggen, dat Maria later niet meer gezondigd zou hebben. Immers ook Maria moest regelmatig offers brengen. Ook was volgens de voorschriften van Lev. 12: 1-8 Maria, net als elke andere joodse vrouw, na de geboorte van een zoon gedurende een periode van zeven dagen onrein. Daarom ging zij volgens de wet van Mozes naar de tempel toen de dagen van haar reiniging vervuld waren (Luk. 2: 22). En verder kunnen we denken aan de teksten 'Want allen hebben gezondigd' (Rom. 3: 23) en ”Als wij zeggen zonder zonde te zijn, bedriegen wij onszelf” (1 Joh. 1: 8). Zie ook nog Rom. 3: 9-12 en 5:12. Ook Maria moest van haar eigen zonde verlost worden door het sterven en opstaan van Jezus uit de dood. In Luk. 1: 47 noemt ze Jezus haar Redder. En bovendien, God kan ook werken met zondige mensen, kijk maar naar Mozes, David, Johannes, Petrus, Paulus, etc.
Er kan nog worden gewezen op het feit dat, volgens de gebruikte redenering dan ook de moeder van Maria gevrijwaard zou moeten zijn van invloeden vanuit het voorgeslacht. Bovendien kunnen we wijzen op de mogelijkheid van een draagmoederschap van Maria. In dat geval zou er helemaal geen sprake zijn van erfelijk materiaal via de eicel van Maria (zie het artikel Het wonder van de maagdelijke geboorte van Jezus) (4). Zie ook 1 Kor 7: 14: “Want de ongelovige man is geheiligd in zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd in de broeder. Anders zouden immers uw kinderen onrein zijn, doch nu zijn zij heilig”. Maar afgezien van de genoemde punten, wat voor een menselijke redenering onmogelijk lijkt, hoeft voor God niet onmogelijk te zijn. Uiteraard was het wel zo dat Maria als oprechte gelovige rein en heilig moest leven om Jezus te kunnen ontvangen, anders had God haar niet gekozen om de moeder van Jezus te worden. Maar dat wil niet persé zeggen dat ze zondeloos moet zijn geweest.
Opmerkelijk is dat in bepaalde rooms-katholieke stukken niet gesproken wordt over de Zoon van God, maar over de zoon van Maria. De rol van God de Vader lijkt daar kennelijk geschrapt, terwijl het in de Bijbel toch juist om de Vader gaat. Het plan ging immers geheel van de Vader uit (Joh. 3: 16). De Christus behaagt alleen Degene die Hem gezonden heeft: Zijn hemelse Vader. “En die Mij gezonden heeft, is met Mij. Hij heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd wat Hem behaagt” (Joh. 8: 29). “Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen” (Joh. 1: 18). Als de Bijbel spreekt over Jezus dan is dat altijd als de Zoon van God en nooit als de zoon van Maria. Alleen mensen en met name zij, die Hem verwierpen, verwezen naar Hem als de zoon van Maria en als de broeder van Jakobus, Jozef en Simon. Ook werd verwezen naar zijn zusters (8).
Omdat de onbevlekte ontvangenis niet expliciet vermeld wordt in de Bijbel, wordt dit leerstuk door de protestantse kerken, de oudkatholieke kerk en de oosters-orthodoxe kerken terecht afgewezen (12).
4. Het vierde dogma: De tenhemelopneming van Maria
Vele rooms-katholieken geloven, dat Maria bij haar overlijden met lichaam en ziel zou zijn opgenomen in de hemelse heerlijkheid. Dat zou ons nu al een beeld geven van wat allen, die gered zullen worden, zal overkomen bij het laatste oordeel, en geeft hoop dat ook wij eens de verrijzenis van het lichaam zullen ervaren (7). Dit idee over de Maria-tenhemelopneming had zijn wortels in het Byzantijnse Rijk. In het begin van de vijfde eeuw ontstond het gebruik om Maria’s levenseinde te vieren op 15 augustus (13). Dit jaarlijkse feest waarin Maria geëerd werd, groeide geleidelijk uit tot een herdenking van de dood van Maria dat 'Dormitio Mariae' (“de ontslaping van Maria”) werd genoemd (10,17). “In de volksmond wordt dit feest ongelukkigerwijze aangeduid met Maria Hemelvaart, daarmee Maria bijna op gelijke voet met Christus plaatsend. Echter voor Christus gebruikt de katholieke kerk het woord ascensio (opstijgen; actief), terwijl voor Maria de term assumptio (opname; passief) wordt gebruikt” (13).
Terwijl dit jaarlijkse feest zich naar het Westen verspreidde, werd echter steeds meer nadruk gelegd op de opstanding van Maria en de verheerlijking van niet alleen Maria’s lichaam, maar ook haar ziel. De naam van het feest werd veranderd in Assumptie (tenhemelopneming) (11). Het werd eind 6de eeuw door keizer Mauritius in Byzantium ingevoerd, en later nam paus Sergius I (687-701) het feest over (14). Halverwege de negende eeuw erkende paus Leo IV de Maria-tenhemelopneming als officieel katholiek feest (8). Mede onder druk van de voortschrijdende Mariabeleving door de eeuwen heen, en naar aanleiding van de smeekbeden van talloze rooms-katholieken (waaronder 200 bisschoppen tijdens het Eerste Vaticaanse Concilie in 1869-1870) proclameerde paus Pius XII in 1950 het dogma van Maria Tenhemelopneming (13, 14, 15, 16, 17).
Allereerst is er geen enkele bijbelse aanwijzing dat Maria lichamelijk ten hemel zou zijn opgenomen. Bovendien hebben gelovigen dit dogma absoluut niet nodig, want wij weten door ons persoonlijk geloof in Jezus Christus dat wij eenmaal in de hemelse heerlijkheid zullen worden/zijn opgenomen. Immers ook bijv. Stephanus en andere martelaren zijn bij de Heer en krijgen zelfs een speciale status, terwijl Maria nog niet eens een martelares was. Waarom dan speciaal voor Maria een zoveelste dogma? De enige reden is dat de duivel de persoon van de moeder van Jezus heeft misbruikt om de aandacht van Jezus af te leiden, ook al zegt men soms dat Maria op Jezus wijst. Dat deed ze inderdaad tijdens haar leven hier op aarde (bijv. Joh. 2: 5), maar nu wijst de Heilige Geest op Jezus en heeft Maria daarin geen taak meer. In o.a. de brieven van Paulus, Petrus, Jakobus en Johannes wordt niet meer over een rol van Maria gesproken.
Er bestaat overigens verwarring over de invulling van het begrip tenhemelopneming. Het zou niet (per se) over de lichamelijke tenhemelopneming gaan (zoals wel het geval was bij Henoch en Elia), maar model staan voor de verheerlijking die de gelovigen later ten deel zal vallen. Maar zoals gezegd, daarvoor heeft een gelovige dat dogma over die zogenaamde tenhemelopneming van Maria helemaal niet nodig.
Soms tracht men het dogma te verdedigen door als volgt een koppeling te leggen tussen Adam en Eva enerzijds en Jezus en Maria anderzijds: “De Eerste Adam en de Eerste Eva deelden hetzelfde geloof: ze keerden tot stof weder. Het is dus logisch dat de Tweede Adam en Tweede Eva ook deelden in hetzelfde lot. Aangezien we weten dat de Tweede Adam naar de hemel gegaan is in plaats van weder te keren tot stof, weten we ook dat de Tweede Eva ook naar de hemel gegaan is. Maria’s lichaam bevindt zich simpelweg niet in de grond hier op aarde”. De gebruikte zgn. ‘logische’ redenering gaat om diverse redenen helemaal niet op. Volgens een overlevering zou Maria gestorven en begraven zijn in Efeze. Andere bronnen (bijv. heiligen.net en tenbunderen.be) noemen Jeruzalem.
5. Mogelijk een vijfde dogma: Maria medeverlosseres?
Zoals in de inleiding is aangeven, kunnen we hiervoor verwijzen naar het artikel ‘Wie is de vrouwe van alle volkeren?’ (3).
Een aantal rooms-katholieken uit de gehele wereld heeft petities ondertekend om de paus ertoe te bewegen om een nieuwe leer, namelijk Maria als medeverlosseres, tot (vijfde) dogma over Maria te verheffen. Gelukkig heeft een commissie van het Vaticaan hierover negatief geadviseerd. “Echter de vrees moet worden uitgesproken dat wellicht na vele jaren of zelfs eeuwen dit dogma alsnog wordt aanvaard. Daarmee zou een verdere stap gezet zijn naar verafgoding van Maria. Immers de andere vier dogma’s over Maria vonden hun oorsprong in volksdevotie die haar fantasie de vrije loop liet of zelfs heidense ideeën meenam naar het rooms-katholieke geloof. De verzoeken om dogma’s vonden eerst geen gehoor bij het Vaticaan, maar werden later onder invloed van de volksdevotie alsnog aanvaard” (2).
6. Conclusie
Voor de Maria-dogma’s die in de loop der eeuwen door de rooms-katholieke kerk helaas zijn vastgesteld, soms onder druk van volksdevotie, blijkt geen enkele bijbelse basis en ondersteuning te zijn. Ook al beweert men in rooms-katholieke kringen, dat wanneer een bepaalde opvatting lange tijd door de kerk is aanvaard, dit een aanwijzing voor juistheid is. Maar dat kan onmogelijk een doorslaggevend argument zijn, want helaas kan ook een dwaling eeuwenlang bestaan. Zelfs blijkt het zo te zijn dat de dwaling steeds verder is gaan doorwerken (eerst een idee, dan enkele bisschoppen die het wel een goede gedachte vinden, en tenslotte werd het dogma vastgesteld, veelal onder druk van het volk waarvoor een paus door de knieën ging). Verder zegt men dat God heeft beloofd Zijn Kerk als geheel voor dwaling te behoeden (vgl. Joh. 16: 13). Maar dat geldt alleen als de kerk zich aan de Bijbel houdt en niet aan onjuiste interpretaties van Bijbelteksten en aan allerlei tradities, die bij nader inzien strijdig zijn met Gods Woord. Uit paragraaf 82 van de Catechismus van de rooms-katholieke kerk blijkt dat zij de Bijbel niet als enige en gezaghebbende bron van Godsopenbaring ziet (de kerk ontleent haar zekerheid over alle geopenbaarde waarheden niet uitsluitend van de heilige Schrift), maar dat ook de traditie moet worden geaccepteerd en geëerd met eenzelfde liefde, toewijding en eerbied. “Voor rooms-katholieken gaan geloof, traditie en bijgeloof hand in hand” (1).
De vraag rijst hoe het heeft kunnen gebeuren dat de ongezonde belangstelling voor en verering van Maria de kerk is binnengeslopen. Immers het Nieuwe Testament geeft geen enkele aanleiding om, afgezien van het belangrijke feit dat zij de moeder van Jezus mocht zijn, aan Maria een bijzondere taak en positie toe te kennen. Het gaat in ons geloofsleven om loutere toewijding aan Jezus Christus (2 Kor. 11: 3), dus niet aan Maria, en dat we Jezus, dus niet Maria, mogen aanroepen vanuit een rein hart (2 Tim. 2: 22). In het artikel ‘Mariaverering getoetst aan de Bijbel’ (18) is ingegaan op het ontstaan van de Maria-cultus en de kwalijke gevolgen ervan. De verering van Maria gaat ten koste van haar zoon Jezus, die de enige weg, de waarheid en het leven is (Joh. 14: 6) en de enige middelaar tussen God en mensen (1 Tim. 2: 5).
Literatuurlijst
1.Christen of katholiek – de scheiding die de Bijbel aanbrengt. In: Charisma, december 2014.
Niets uit dit artikel mag worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de stichting en de auteur/vertaler worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact met ons op via het contactformulier.
Inhoudsopgave
Inleiding
1. Het eerste dogma: Maria, altijd maagd
2. Het tweede dogma: Maria, moeder van God
3. Het derde dogma: De onbevlekte ontvangenis van Maria
4. Het vierde dogma: De tenhemelopneming van Maria
5. Mogelijk een vijfde dogma: Maria medeverlosseres?
6. Conclusie
Literatuurlijst
Inleiding
In onze tijd zien we signalen van een toenemende belangstelling om te komen tot meer begrip tussen gelovigen van verschillende denominaties waar het gaat om het herkennen van overeenkomsten in de geloofsbelijdenis. Maar bij die oriëntatie behoort ook het in kaart brengen van de verschillen. Immers bij het zoeken naar waarheid mogen en moeten deze eerlijk onder ogen worden gezien en in een gedachtewisseling aan de orde worden gebracht.
In het artikel Wie is ‘de vrouwe’ van alle volkeren? (3) werden de visioenen besproken die de rooms-katholieke vrouw Ida Peerdeman in een bepaalde periode (1945 tot 1956) van Maria zou hebben ontvangen. Daarin zou deze ‘Maria’ uitspreken dat er voor haar een vijfde dogma zou moeten worden afgekondigd door de paus, namelijk dat ze zal worden beschouwd en erkend als medeverlosseres. In dat artikel is aangegeven dat het een grote vergissing zou zijn dit zogenaamde vijfde dogma te erkennen omdat er sprake is van misleiding door de boze. Want niet Maria is verschenen aan Ida Peerdeman, maar een geest uit het rijk der duisternis die zich voordeed als ‘de vrouwe’ en van wie men (o.a. bisschop Punt van het bisdom Amsterdam-Haarlem) ten onrechte aanneemt dat het Maria zou zijn.
Als er sprake is van een (evt.) vijfde dogma, dan rijst uiteraard de vraag wat dan de andere vier Maria-dogma’s zijn. Het zijn de volgende vier, met tussen haakjes het jaar van afkondiging, namelijk:
1. Maria, altijd maagd (553),
2. Maria, moeder van God (431),
3. De onbevlekte ontvangenis van Maria (1854), en
4. De Tenhemelopneming van Maria (1950).
Opmerkelijk is dat deze mariale dogma’s (leerstellingen, leerstukken) er niet altijd geweest zijn, dus ook niet in de eerste tijd van de kerk, maar pas in de loop der eeuwen zijn ontstaan. Maar waar zijn deze leerstukken dan vandaan gekomen? “De Schrift leert ze niet, en het is zelfs historisch niet duidelijk dat ze uit de prediking van de oorspronkelijke apostelen stammen” (7). We zullen de vier dogma’s stuk voor stuk bespreken en tegen het licht van de Bijbel houden.
1. Het eerste dogma: Maria, altijd maagd
Men heeft dit dogma afgekondigd in 553 tijdens het concilie van Constantinopel (16) om aan te geven dat de roeping van Maria zo uniek was, dat de schoot van Maria geen ander kind dan Jezus zou mogen dragen (7). Maar men vergeet dan dat Jozef in dat geval een vader zou worden zonder eigen kinderen uit zijn huwelijk met Maria, en dat kan Gods bedoeling met hun huwelijk niet geweest zijn. Immers normaliter is het krijgen van kinderen niet alleen een mogelijkheid, maar zelfs een scheppingsopdracht (Gen. 1: 28) en geldt het als een zegen. Daarbij kan worden opgemerkt dat het een ‘schande’ en een groot verdriet was als een vrouw geen kinderen zou krijgen; zie Hanna, die na Samuel nog drie zonen en twee dochters kreeg (1 Samuël 2: 21). Door kinderen (vooral zonen) had je aanzien, bleef je naam voortleven en was je oudedagvoorziening en begrafenis geregeld. Bovendien, “Seks is binnen het huwelijk geen zondige daad. Maria zou zichzelf op geen enkele manier verontreinigd hebben door een seksuele relatie te hebben met Jozef, haar echtgenoot” (10). Door onthouding en maagdelijkheid te verheffen, wordt seksualiteit ten onrechte in een kwaad daglicht gesteld. Hoeveel is er niet scheefgegroeid met het celibaat en met andere uitspattingen van seksueel misbruik binnen de rooms-katholieke kerk die deze kerk op de rand van het faillissement heeft gebracht!
Voorts kunnen we uit bijv. Matt. 12: 46, 47; 13: 55 afleiden dat Jezus (half)broers had en dat Maria later inderdaad geen maagd meer was, want die andere broers zijn op natuurlijke wijze verwekt. Nu zouden rooms-katholieken nog kunnen tegenwerpen, dat het Griekse woord ‘adelphos’ zowel ‘zoon’ als ‘neef’ kan betekenen. In dat laatste geval zou Jezus geen (half)broers hebben gehad. Maar de beoogde betekenis van de genoemde teksten is duidelijk: de omstanders dachten dat Jezus de zoon van Jozef en Maria was, en de broer van Jakobus, Jozef, Simon en Judas (Matt. 13:55) en van een onbekend aantal niet bij naam genoemde zussen. Vader, moeder, broer, zus. Binnen de context van de genoemde teksten is het dus zeer aannemelijk, dat Jezus wel broers (en ook zusters, zie Matt. 13:56!) had. Immers het zou toch onwaarschijnlijk moeten worden geacht, dat Maria alleen maar met een aantal neven bij Jezus op bezoek kwam. Zie ook Matt. 12: 50, Marc. 3: 31-35, Luc. 8: 19-21, Joh. 2: 12 en Hand. 1: 14. Al deze verzen hebben betrekking op de moeder van Jezus, samen met de broers van Jezus. Als zij Zijn neven waren, of evt. de zonen van Jozef uit een eerder huwelijk, waarom werden zij dan zo vaak samen met Maria genoemd? (11). Het is vergezocht om de betekenis van de tekst “broers en zusters” te interpreteren als “neven en nichten” of “familieleden”, als in dezelfde zin de moeder en vader van Jezus worden genoemd (11).
En zelfs indien Maria geen andere kinderen gebaard zou hebben, zou Jozef dan nooit geslachtsgemeenschap met Maria hebben gehad? Was dat dan ook verboden? Nee toch? Matt. 1: 25 zegt over Jozef: “Hij had geen gemeenschap met haar voordat zij een zoon baarde. Hij gaf Hem de naam Jezus”. Het woord ‘voordat’ geeft duidelijk aan dat Jozef en Maria geen seksuele gemeenschap hadden tot de geboorte van Jezus. We mogen concluderen dat Jozef en Maria samen meerdere kinderen kregen nadat Jezus was geboren. God zegende en begenadigde Maria door haar meerdere kinderen te geven, wat in de cultuur van die tijd de duidelijkste aanwijzing was voor Gods zegening van een vrouw (11).
We wijzen er nog op dat Jezus niet de eniggeboren zoon van Maria was, maar de eniggeboren Zoon van de Vader! (Joh. 1: 18; 3: 16, 18; 1 Joh. 4: 9). Jezus was wel de eerstgeboren zoon (Luc. 2: 7) van Maria, en ook dat kan erop duiden dat zij bij Jozef verschillende kinderen kreeg.
Er moet nog op gewezen worden dat het dogma in fysieke zin onzinnig is omdat bij de geboorte van een kind, dus ook [of: zelfs] het kind Jezus, er geen sprake meer kan zijn van lichamelijke maagdelijkheid. Er zijn wel geschriften die zo ver gaan om te beweren dat Jezus niet via de normale weg geboren werd, maar dat is een absurde voorstelling van zaken. En bovendien: hoe kan Maria tegelijk maagd en moeder zijn? Hier botst de traditie weer met de Bijbel.
We zien welke beoordelingsfouten men maakt of tot welke vreemde en niet-geloofwaardige opvattingen men komt als men Maria heiliger wil voorstellen dan zij was (ook al weten we dat zij rechtvaardig leefde) en God haar de eer gaf de moeder van Jezus te worden. De Bijbel heeft Maria nergens aangeduid als eeuwige maagd of onze lieve vrouw. “Het gehele idee van de altijddurende maagdelijkheid van Maria is gebaseerd op on-bijbelse doctrines en op een on-bijbels begrip van seksualiteit in het huwelijk” (11).
Rooms-katholieken zouden nog kunnen zeggen dat het maagd zijn en blijven van Maria in geestelijke zin moet worden opgevat. Maar dan geldt dat ook voor vele oprechte gelovigen, die rein en heilig leven, dus waarom zou dat dan alleen voor Maria moeten gelden en waarom zou er dan ook nog een dogma voor moeten zijn opgesteld? Paulus schrijft aan de Korintiërs: “Want met een ijver Gods waak ik over u, want ik heb u verbonden aan een man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen (2 Kor. 11: 2). Dat kan dus op elke gelovige betrekking hebben.
Sommigen menen dat Maria de Tweede Eva zou zijn en dat zij, net als Jezus (de tweede Adam) gedurende haar gehele leven maagd (zoals we al zagen is dat een fysieke onmogelijkheid) gebleven zou zijn om zich zo volledig en fulltime te richten op de dienst aan God. Maria zou een celibatair leven in de tempel geleid hebben. Dat is overigens in tegenspraak met bijv. Luk. 2: 40 t/m 52. Men gaat zelfs zover om zich te beroepen op een geschrift (het zgn. ‘proto-evangelie van Jacobus’) uit de tweede eeuw, dat bij nader inzien als één groot en absurd fantasieverhaal moet worden opgevat en niet serieus kan en mag worden genomen.
2. Het tweede dogma: Maria, moeder van God
Vooraf moet erop gewezen worden, dat men met ‘God’ niet bedoelt: God de Vader. Maar waarom dan toch dit dogma ‘Maria, moeder van God’? Maria is toch de moeder van Jezus, de Zoon van God? Of: de moeder van Christus, zoals Nestorius, de bisschop van Constantinopel, terecht had voorgesteld? Maar men wees zijn zienswijze af volgens de volgende foutieve redenering: Indien men zou ontkennen dat Maria de moeder van God was, dan zou men daarmee ontkennen ófwel dat Jezus God is, óf dat Maria werkelijk zijn moeder is. Omdat men de goddelijke en menselijke natuur van Jezus onafscheidelijk met elkaar verbonden achtte, meende men dat Maria beschouwd moest worden als de Moeder van God, en tegelijk als de moeder van de mens Jezus. Men stelde abusievelijk dat Maria 'naar het vlees' de moeder van God is om te verduidelijken dat Maria niet de bron van Jezus' godheid is (7). Maar dat laatste is zo vanzelfsprekend dat de term ‘moeder van God’ dan ook niet nodig is. Het unieke van Jezus, de Zoon van God, was dat Hij de enige mens was die zonder zonden was en daarom vol kon zijn en vol was van de Heilige Geest en daardoor de goddelijke natuur deelachtig was. Bij Jezus was Zijn goddelijke natuur niet alleen een gevolg van Zijn zondeloosheid maar mogelijk ook een oorzaak ervan.
Soms wordt ter verdediging van dit dogma (dat in 431 werd afgekondigd tijdens het derde oecumenische concilie) gewezen op Luc. 1: 43 (“En waaraan heb ik [Elisabet] dit te danken, dat de moeder mijns Heren tot mij komt?), maar daar wordt niet gesproken over theos (God), maar over Kyrios (Heer).
3. Het derde dogma: De onbevlekte ontvangenis van Maria
Vooraf moet een mogelijk misverstand worden opgeruimd. Soms wordt onder de onbevlekte ontvangenis van Maria verstaan dat zij zonder gemeenschap met een man bevrucht is om Jezus te kunnen ontvangen en baren. Echter dat laatste betreft de maagdelijke conceptie en geboorte van Jezus.
Maar onder de onbevlekte ontvangenis van Maria wordt verstaan de opvatting dat Maria vanaf het moment van haar eigen conceptie (bij haar moeder) en geboorte gevrijwaard zou zijn van erfzonde. Zij zou met een onbevlekte ziel ontvangen zijn in de schoot van haar moeder, aldus de traditie van Anna, de moeder van Maria (12). Zelfs zou volgens de rooms-katholieke geloofsleer Maria vanwege haar uitverkiezing als moeder van Jezus nooit met enige zonde bevlekt zijn geweest (12). Dit is onmiskenbaar onjuist, immers slechts één mens, de Zoon des mensen Jezus Christus, was zonder zonde. Vanaf de middeleeuwen deden in het volksgeloof al verhalen de ronde waarin de geboorte van Maria als een wonder op zich werd beschreven (6). Origenes (185-254) schreef al in de derde eeuw dat Maria onbevlekt en gelijk aan God was, niet besmet door de duivelse erfzonde. Maria was de puurheid en zonder zonde (6). Maar ook dat is niet juist.
Het dogma van de onbevlekte ontvangenis van Maria werd, mede na petities van bisschoppen en verzoekschriften van o.a. religieuze ordes als de Dominicanen, pas op 8 december 1854 door paus Pius IX (“die al zijn leven lang een enorme devotie voor de Maagd Maria heeft”) (9) afgekondigd. Deze paus heeft er ook voor gezorgd dat tijdens het Eerste Vaticaans Concilie (1869-1870) ook het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid werd goedgekeurd (8) met de bul ‘Ineffabilis Deus’. Het was mede bedoeld om de bijzondere status van Maria te bevestigen. Het zette onder katholieken een nieuwe golf van Mariavering in gang (9, 12). Het dogma wordt met een hoogfeest gevierd wordt op 8 december, negen maanden voor het feest van de geboorte van Maria op 8 september (12).
Waarom kwam men tot dit dogma? Omdat volgens bepaalde (maar onjuiste) redeneringen van rooms-katholieke theologen (zoals bijv. Ambrosius in de vierde eeuw) Maria Jezus anders niet zou hebben kunnen dragen. Schreck schrijft: “Het leek (!) hen onmogelijk dat de allerheiligste (Zoon van) God, wiens Wezen helemaal tegengesteld is aan de zonde, geboren zou kunnen worden uit iemand die getekend was door de zonde en de opstandigheid van de gevallen menselijke natuur. Men bedacht dat God, om Maria op haar speciale taak in Zijn plan voor te bereiden, de genade van Jezus' verlossing tevoren op haar zou hebben toegepast” (7), m.a.w. “Op haar ziel werd door God reeds tevoren de zuiverende werking van de toekomstige verlossing door haar Zoon Jezus Christus toegepast” (8).
Een andere redenering uit rooms-katholieke hoek is als volgt: “De Eerste Adam en Eva waren onbevlekt, en wanneer de Tweede Adam ook onbevlekt is, dan is het logisch dat de Tweede Eva dat ook is. Hieruit leren we dat uit het feit dat Maria de Tweede Eva is logischerwijze de leer volgt dat God haar de genade van onbevlektheid al eerder dan ons gegeven heeft”. Men kan de vraag stellen waarom dat theologisch geredeneer logisch zou zijn. Je kan een situatie van voor de zondeval niet vergelijken met een situatie van na de zondeval.
De Bijbel zegt nergens dat Maria vanaf het moment van haar conceptie door God gevrijwaard zou zijn van de erfzonde, erfsmet of hoe men het ook wil noemen. En zelfs indien dat zo zou zijn, dan wil dit ook nog niet zeggen, dat Maria later niet meer gezondigd zou hebben. Immers ook Maria moest regelmatig offers brengen. Ook was volgens de voorschriften van Lev. 12: 1-8 Maria, net als elke andere joodse vrouw, na de geboorte van een zoon gedurende een periode van zeven dagen onrein. Daarom ging zij volgens de wet van Mozes naar de tempel toen de dagen van haar reiniging vervuld waren (Luk. 2: 22). En verder kunnen we denken aan de teksten 'Want allen hebben gezondigd' (Rom. 3: 23) en ”Als wij zeggen zonder zonde te zijn, bedriegen wij onszelf” (1 Joh. 1: 8). Zie ook nog Rom. 3: 9-12 en 5:12. Ook Maria moest van haar eigen zonde verlost worden door het sterven en opstaan van Jezus uit de dood. In Luk. 1: 47 noemt ze Jezus haar Redder. En bovendien, God kan ook werken met zondige mensen, kijk maar naar Mozes, David, Johannes, Petrus, Paulus, etc.
Er kan nog worden gewezen op het feit dat, volgens de gebruikte redenering dan ook de moeder van Maria gevrijwaard zou moeten zijn van invloeden vanuit het voorgeslacht. Bovendien kunnen we wijzen op de mogelijkheid van een draagmoederschap van Maria. In dat geval zou er helemaal geen sprake zijn van erfelijk materiaal via de eicel van Maria (zie het artikel Het wonder van de maagdelijke geboorte van Jezus) (4). Zie ook 1 Kor 7: 14: “Want de ongelovige man is geheiligd in zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd in de broeder. Anders zouden immers uw kinderen onrein zijn, doch nu zijn zij heilig”. Maar afgezien van de genoemde punten, wat voor een menselijke redenering onmogelijk lijkt, hoeft voor God niet onmogelijk te zijn. Uiteraard was het wel zo dat Maria als oprechte gelovige rein en heilig moest leven om Jezus te kunnen ontvangen, anders had God haar niet gekozen om de moeder van Jezus te worden. Maar dat wil niet persé zeggen dat ze zondeloos moet zijn geweest.
Opmerkelijk is dat in bepaalde rooms-katholieke stukken niet gesproken wordt over de Zoon van God, maar over de zoon van Maria. De rol van God de Vader lijkt daar kennelijk geschrapt, terwijl het in de Bijbel toch juist om de Vader gaat. Het plan ging immers geheel van de Vader uit (Joh. 3: 16). De Christus behaagt alleen Degene die Hem gezonden heeft: Zijn hemelse Vader. “En die Mij gezonden heeft, is met Mij. Hij heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd wat Hem behaagt” (Joh. 8: 29). “Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen” (Joh. 1: 18). Als de Bijbel spreekt over Jezus dan is dat altijd als de Zoon van God en nooit als de zoon van Maria. Alleen mensen en met name zij, die Hem verwierpen, verwezen naar Hem als de zoon van Maria en als de broeder van Jakobus, Jozef en Simon. Ook werd verwezen naar zijn zusters (8).
Omdat de onbevlekte ontvangenis niet expliciet vermeld wordt in de Bijbel, wordt dit leerstuk door de protestantse kerken, de oudkatholieke kerk en de oosters-orthodoxe kerken terecht afgewezen (12).
4. Het vierde dogma: De tenhemelopneming van Maria
Vele rooms-katholieken geloven, dat Maria bij haar overlijden met lichaam en ziel zou zijn opgenomen in de hemelse heerlijkheid. Dat zou ons nu al een beeld geven van wat allen, die gered zullen worden, zal overkomen bij het laatste oordeel, en geeft hoop dat ook wij eens de verrijzenis van het lichaam zullen ervaren (7). Dit idee over de Maria-tenhemelopneming had zijn wortels in het Byzantijnse Rijk. In het begin van de vijfde eeuw ontstond het gebruik om Maria’s levenseinde te vieren op 15 augustus (13). Dit jaarlijkse feest waarin Maria geëerd werd, groeide geleidelijk uit tot een herdenking van de dood van Maria dat 'Dormitio Mariae' (“de ontslaping van Maria”) werd genoemd (10,17). “In de volksmond wordt dit feest ongelukkigerwijze aangeduid met Maria Hemelvaart, daarmee Maria bijna op gelijke voet met Christus plaatsend. Echter voor Christus gebruikt de katholieke kerk het woord ascensio (opstijgen; actief), terwijl voor Maria de term assumptio (opname; passief) wordt gebruikt” (13).
Terwijl dit jaarlijkse feest zich naar het Westen verspreidde, werd echter steeds meer nadruk gelegd op de opstanding van Maria en de verheerlijking van niet alleen Maria’s lichaam, maar ook haar ziel. De naam van het feest werd veranderd in Assumptie (tenhemelopneming) (11). Het werd eind 6de eeuw door keizer Mauritius in Byzantium ingevoerd, en later nam paus Sergius I (687-701) het feest over (14). Halverwege de negende eeuw erkende paus Leo IV de Maria-tenhemelopneming als officieel katholiek feest (8). Mede onder druk van de voortschrijdende Mariabeleving door de eeuwen heen, en naar aanleiding van de smeekbeden van talloze rooms-katholieken (waaronder 200 bisschoppen tijdens het Eerste Vaticaanse Concilie in 1869-1870) proclameerde paus Pius XII in 1950 het dogma van Maria Tenhemelopneming (13, 14, 15, 16, 17).
Allereerst is er geen enkele bijbelse aanwijzing dat Maria lichamelijk ten hemel zou zijn opgenomen. Bovendien hebben gelovigen dit dogma absoluut niet nodig, want wij weten door ons persoonlijk geloof in Jezus Christus dat wij eenmaal in de hemelse heerlijkheid zullen worden/zijn opgenomen. Immers ook bijv. Stephanus en andere martelaren zijn bij de Heer en krijgen zelfs een speciale status, terwijl Maria nog niet eens een martelares was. Waarom dan speciaal voor Maria een zoveelste dogma? De enige reden is dat de duivel de persoon van de moeder van Jezus heeft misbruikt om de aandacht van Jezus af te leiden, ook al zegt men soms dat Maria op Jezus wijst. Dat deed ze inderdaad tijdens haar leven hier op aarde (bijv. Joh. 2: 5), maar nu wijst de Heilige Geest op Jezus en heeft Maria daarin geen taak meer. In o.a. de brieven van Paulus, Petrus, Jakobus en Johannes wordt niet meer over een rol van Maria gesproken.
Er bestaat overigens verwarring over de invulling van het begrip tenhemelopneming. Het zou niet (per se) over de lichamelijke tenhemelopneming gaan (zoals wel het geval was bij Henoch en Elia), maar model staan voor de verheerlijking die de gelovigen later ten deel zal vallen. Maar zoals gezegd, daarvoor heeft een gelovige dat dogma over die zogenaamde tenhemelopneming van Maria helemaal niet nodig.
Soms tracht men het dogma te verdedigen door als volgt een koppeling te leggen tussen Adam en Eva enerzijds en Jezus en Maria anderzijds: “De Eerste Adam en de Eerste Eva deelden hetzelfde geloof: ze keerden tot stof weder. Het is dus logisch dat de Tweede Adam en Tweede Eva ook deelden in hetzelfde lot. Aangezien we weten dat de Tweede Adam naar de hemel gegaan is in plaats van weder te keren tot stof, weten we ook dat de Tweede Eva ook naar de hemel gegaan is. Maria’s lichaam bevindt zich simpelweg niet in de grond hier op aarde”. De gebruikte zgn. ‘logische’ redenering gaat om diverse redenen helemaal niet op. Volgens een overlevering zou Maria gestorven en begraven zijn in Efeze. Andere bronnen (bijv. heiligen.net en tenbunderen.be) noemen Jeruzalem.
5. Mogelijk een vijfde dogma: Maria medeverlosseres?
Zoals in de inleiding is aangeven, kunnen we hiervoor verwijzen naar het artikel ‘Wie is de vrouwe van alle volkeren?’ (3).
Een aantal rooms-katholieken uit de gehele wereld heeft petities ondertekend om de paus ertoe te bewegen om een nieuwe leer, namelijk Maria als medeverlosseres, tot (vijfde) dogma over Maria te verheffen. Gelukkig heeft een commissie van het Vaticaan hierover negatief geadviseerd. “Echter de vrees moet worden uitgesproken dat wellicht na vele jaren of zelfs eeuwen dit dogma alsnog wordt aanvaard. Daarmee zou een verdere stap gezet zijn naar verafgoding van Maria. Immers de andere vier dogma’s over Maria vonden hun oorsprong in volksdevotie die haar fantasie de vrije loop liet of zelfs heidense ideeën meenam naar het rooms-katholieke geloof. De verzoeken om dogma’s vonden eerst geen gehoor bij het Vaticaan, maar werden later onder invloed van de volksdevotie alsnog aanvaard” (2).
6. Conclusie
Voor de Maria-dogma’s die in de loop der eeuwen door de rooms-katholieke kerk helaas zijn vastgesteld, soms onder druk van volksdevotie, blijkt geen enkele bijbelse basis en ondersteuning te zijn. Ook al beweert men in rooms-katholieke kringen, dat wanneer een bepaalde opvatting lange tijd door de kerk is aanvaard, dit een aanwijzing voor juistheid is. Maar dat kan onmogelijk een doorslaggevend argument zijn, want helaas kan ook een dwaling eeuwenlang bestaan. Zelfs blijkt het zo te zijn dat de dwaling steeds verder is gaan doorwerken (eerst een idee, dan enkele bisschoppen die het wel een goede gedachte vinden, en tenslotte werd het dogma vastgesteld, veelal onder druk van het volk waarvoor een paus door de knieën ging). Verder zegt men dat God heeft beloofd Zijn Kerk als geheel voor dwaling te behoeden (vgl. Joh. 16: 13). Maar dat geldt alleen als de kerk zich aan de Bijbel houdt en niet aan onjuiste interpretaties van Bijbelteksten en aan allerlei tradities, die bij nader inzien strijdig zijn met Gods Woord. Uit paragraaf 82 van de Catechismus van de rooms-katholieke kerk blijkt dat zij de Bijbel niet als enige en gezaghebbende bron van Godsopenbaring ziet (de kerk ontleent haar zekerheid over alle geopenbaarde waarheden niet uitsluitend van de heilige Schrift), maar dat ook de traditie moet worden geaccepteerd en geëerd met eenzelfde liefde, toewijding en eerbied. “Voor rooms-katholieken gaan geloof, traditie en bijgeloof hand in hand” (1).
De vraag rijst hoe het heeft kunnen gebeuren dat de ongezonde belangstelling voor en verering van Maria de kerk is binnengeslopen. Immers het Nieuwe Testament geeft geen enkele aanleiding om, afgezien van het belangrijke feit dat zij de moeder van Jezus mocht zijn, aan Maria een bijzondere taak en positie toe te kennen. Het gaat in ons geloofsleven om loutere toewijding aan Jezus Christus (2 Kor. 11: 3), dus niet aan Maria, en dat we Jezus, dus niet Maria, mogen aanroepen vanuit een rein hart (2 Tim. 2: 22). In het artikel ‘Mariaverering getoetst aan de Bijbel’ (18) is ingegaan op het ontstaan van de Maria-cultus en de kwalijke gevolgen ervan. De verering van Maria gaat ten koste van haar zoon Jezus, die de enige weg, de waarheid en het leven is (Joh. 14: 6) en de enige middelaar tussen God en mensen (1 Tim. 2: 5).
Literatuurlijst
1.Christen of katholiek – de scheiding die de Bijbel aanbrengt. In: Charisma, december 2014.
- Hans Frinsel, Nog een verlosser? In: De Oogst, oktober 1997
- Piet Guijt, Wie is ‘de vrouwe’ van alle volkeren? In: Promise, april 2017. Zie ook: https://www.stichtingpromise.com/wie-is-de-vrouwe-van-alle-volkeren.html
- Piet Guijt, Het wonder van de maagdelijke geboorte. In: Promise, juli 2017. Zie ook: Het wonder van de maagdelijke geboorte van Jezus (stichtingpromise.com)
- Is de altijddurende maagdelijkheid van Maria Bijbels? Bron: https://www.gotquestions.org/Nederlands/altijddurende-maagdelijkheid-Maria.html
- Lars Sanders, De onbevlekte ontvangenis: dogma en misverstand. 7 december 2012. Bron: http://www.geschiedenisbeleven.nl/de-onbevlekte-ontvangenis-dogma-en-misverstand/
- Alan Schreck, Hoe katholieken Maria zien. Waarom vereren wij Maria? Bron: http://www.stucom.nl/document/0336.pdf
- Walter Tessensohn, Dwalingen in de rooms-katholieke kerk. e-book
- Ubi Primum (encycliek). Bron:
- Wat is de Maria-Tenhemelopneming? Bron: https://www.gotquestions.org/Nederlands/Maria-tenhemelopneming.html
- Wat zegt de Bijbel over de maagd Maria? Bron: https://www.gotquestions.org/Nederlands/altijddurende-maagdelijkheid-Maria.html
- Wikipedia, Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Onbevlekte_Ontvangenis_van_Maria\
- Hendro Munsterman, ‘Maria hemelvaart’ en de rol van vertaalfouten. In: Nederlands Dagblad 15 augustus 2011
- Tenhemelopneming van Maria (Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart). Bron: https://www.kerknet.be/kerknet-redactie/artikel/tenhemelopneming-van-maria-onze-lieve-vrouw-hemelvaart
- Maria-Tenhemelopneming, Wikipedia. Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Maria-Tenhemelopneming
- Mariavering. Bron: http://www.christipedia.nl/Artikelen/M/Mariaverering
- K. van der Zwaag, Roomse Mariaverering toont vele heidense en bijgelovige invloeden. In: Digibron van 27 maart 1987, http://www.digibron.nl/search/detail/012e9433f293c9788d8e537d/roomse-mariaverering-toont-vele-heidense-en-bijgelovige-invloeden
- Piet Guijt, Mariaverering getoetst aan de Bijbel. Mariaverering getoetst aan de Bijbel - My Site (stichtingpromise.com)
Niets uit dit artikel mag worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de stichting en de auteur/vertaler worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact met ons op via het contactformulier.