door drs W.J.A. Pijnacker Hordijk
God is geen sadist maar heilig, rechtvaardig, machtig, lankmoedig en jawel: liefde. God wordt heden ten dage vooral in evangelische kringen vaak veel te lievig voorgesteld. Zijn liefde neemt geen genoegen met het onrecht in de wereld.
Inhoud:
1. Zijn geweld en lijden normaal?
2. Schijnoplossingen
3. Toelichting op ongemakkelijke teksten.
3.1 Klopt ons Godsbeeld wel?
3.2 Geweld kan (il)legitiem zijn.
3.3 Geweld was gelimiteerd.
3.4 Israël is niet superieur, wel geheiligd.
3.5 Uitroeiing van die volken was onvermijdelijk vanwege hun talrijke
gruwelijke zonden.
3.6 De uitroeiingsopdracht is gedeeltelijk uitgevoerd.
3.7 Ontkomen kon door over te lopen.
3.8 Roep om wraak en geweld zijn legitiem
4. Besluit.
1. Zijn geweld en lijden normaal?
Mensen verafschuwen geweld. Echt waar? Waarom vaart de amusementsindustrie dan wel bij allerlei gewelddadige computerspelletjes, tv- en videoseries, horror- en oorlogsfilms? Bovendien zijn er vechtsporten boordevol met geweld. Dit zou allemaal dienen om een heleboel agressie te kanaliseren, maar dit kan helaas ook inspireren tot geweld. Huiselijk geweld is een serieus probleem. Martelen is eeuwenlang en ook nu nog actueel mensenwerk. De zeer bloederige film ‘The Passion of the Christ’ – inderdaad over de kruisdood van de vredelievende Jezus - is een orgie van geweld, en misschien wel de meest controversiële film ooit, die ook nog een kaskraker geworden is. Is het niet hypocriet om je druk te maken over het geweld in de Bijbel, terwijl de kranten dagelijks geweld in allerlei vormen melden zonder dat we ons daar echt druk over maken? Geweld lijkt normaal te zijn. In onze huidige ‘beschaafde en geciviliseerde tijd’ en zogenaamd vredelievende wereld blikken we terug op maar liefst twee wereldoorlogen, en konden dictators zoals Hitler, Mussolini, Trotsky, Stalin, Lenin, Hoxha, Franco, Khomeiny, Pol Pot, Amin, Mao en de Kim-dynastie dankzij de hulp van ontelbare handlangers en medeplichtigen gigantische bloedbaden aanrichten. Slavernij is officieel afgeschaft, maar informeel bestaat het nog steeds. Incest blijkt ook een hardnekkig fenomeen te zijn. Het is bemoedigend dat niet iedereen dit veelzijdige geweld als normaal accepteert…
Maar laten we niet weglopen voor het dilemma in de Bijbel: is de daar geopenbaarde God vol van liefde of vol van geweld? Volgens 1 Joh. 4: 8 is God liefde. Maar hoe zit het dan met het geweld dat in de naam van God moest worden gepleegd? Mensen en ook gelovigen vragen zich af: Is de Bijbel te vertrouwen? Is de God van de Bijbel wel te vertrouwen? Is het christendom eigenlijk wel beter dan de islam waarop terroristen zich beroepen? Iedereen die vragen stelt bij Bijbelteksten verdient een compliment. Geweld komt veel voor in de Bijbel en daar kunnen we ontzet over zijn, maar dat is dus in onze moderne tijd helaas niet minder aanwezig. Geweld hoort al sinds de prille mensengeschiedenis erbij. Helaas.
Bij de tweede generatie mensen lezen we al over de allereerste moord: Kaïn die uit jaloezie zijn broer Abel doodsloeg. Jaloezie ligt ten grondslag aan door economische motieven gevoerde oorlogen. Oorlogen zijn meer een regel dan uitzondering in de menselijke geschiedenis. Met Lamech nam de geweldsescalatie toe (Gen. 4: 23). Het oordeel van God over de eerste mensen was zeer negatief (Gen. 6: 5-7, 12, 13); zo kon het niet langer. De mensheid zou zichzelf uitroeien en minstens zo erg: daarmee zou de oplossing, de in Gen. 3: 15 beloofde komst van de Messias en Vredevorst verhinderd worden. In kinderbijbels is het zondvloedverhaal zeer populair. In feite was het natuurlijk beslist geen ‘leuk verhaaltje voor het slapen gaan’, maar een mega-drama waarbij ontelbaren omkwamen door de verschrikkelijke verdrinkingsdood. Wat diep tragisch dat slechts acht mensen gered wilden worden door de reddingsboot. God beloofde dat deze wereldwijde vloed eenmalig zou zijn (Gen. 9: 8-17). Maar plaatselijk werden wel Sodom en Gomorra getroffen door Gods oordeel (Gen. 18: 21, 19: 1-29).
Volgens het oude testament gold: Wie de zonde haat, moet de zondaar doden. Niet alleen zondaar Achan kreeg de doodstraf omdat hij ondanks het verbod zich uit begeerte toch aan het verbannene vergreep (hij haalde een deel van het verfoeilijke Kanaän in huis) en dit tot het laatst toe verborgen probeerde te houden (Joz. 7), maar ook zijn kinderen moesten worden gedood. Achan was verantwoordelijk voor zijn gezinsverband. Waren zijn gezinsleden niet medeplichtig door mee te gaan in Achans diefstal in plaats van hem aan te geven?! We lezen van geen protesten van omstanders noch van de schrijver dat dit oordeel onrechtvaardig zou zijn.
Niet elke oorlog in Israël was een heilige oorlog. De burgeroorlog tussen Israël (tienstammenrijk) en Juda (tweestammenrijk) is hiervan een voorbeeld. God stond niet per definitie uitsluitend aan de kant van Israël, soms ook bij diens vijanden, bijv. de Filistijnen (1Sam.4) en bezetters als Assyrië en Babylon. In twee fasen voerden zij het volk Israël in ballingschap, en voltrokken zo het door profeten aangekondigde Godsoordeel.
Lijden vanwege je geloofsovertuiging is helaas van alle eeuwen. De wereldgodsdienst met de meeste martelaren is het christendom. De Here Jezus stelde heel nuchter: ”Denk aan wat Ik gezegd heb: een slaaf is niet meer dan zijn meester. Ze hebben mij vervolgd, dus zullen ze ook jullie vervolgen” (Joh. 15: 20). Meer persoonlijk toegespitst voorspelde Jezus dat Zijn volgeling Petrus zou gaan lijden om zijn geloof (Joh. 21: 18,19). Jezus’ voorkennis stelde Hem niet verantwoordelijk voor dat lijden en we mogen niet de conclusie trekken dat God geweld en martelen legitimeert.
Jezus kwam niet met geweld in opstand tegen de Romeinse bezetter. Hij had nooit kritiek op Zijn Vader en schrapte niets uit de Tenach (OT), integendeel. De schrijvers van het Nieuwe Testament hadden geen kritiek op hun collega’s van het Oude Testament. En wij?
In Deuteronomium 7 wordt Israël opgeroepen om de zeven Kanaänitische volken: Hethieten, Girgasieten, Amorieten, Kanaänieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten uit te roeien. In Deut.20:17 en Joz.9:1,2 ontbreken vreemd genoeg de Girgasieten in dit lijstje. Zonder medelijden moeten ook de vrouwen en kinderen worden vernietigd. De uitvoering lezen we in Joz.6:17, 21 (Hand.13:19). Dit roept grote morele vragen op. Immers hoe kan een God van liefde zo’n gewelddadige opdracht geven? Hoe kan God iets bevelen wat Hij Zelf weerzinwekkend vindt? Hoewel christenen er geen pasklaar antwoord op hebben en zelf ook grote moeite hebben met geweldspassages in de Bijbel, doen we toch wat pogingen om religieus gemotiveerd geweld te verklaren.
2. Schijnoplossingen
God en geweld – dat vloekt, deze woorden zijn onverenigbaar en onverteerbaar, denken velen. Als er een God is, doet Hij het niet goed. Reeds in de tweede eeuw kwam de als ketter veroordeelde Marcion met deze radicale oplossing: er zijn twee verschillende goden: de gewelddadige God van het Oude Testament en de liefdevolle God van het Nieuwe Testament. Daardoor hield hij slechts het Lukasevangelie en het werk van Paulus over. De kerk protesteerde. We zouden de Bijbel als allegorese (allegorische verklaring) en als wetticisme moeten uitleggen. Maar daardoor krijgen de verhalen geen historische, maar een zinnebeeldige uitleg. De positie (bestaan, landbeloften, enz.) van Israël wordt echter zo wel verouderd en als afgedaan verklaard. Het Lam en de Leeuw uit Openbaring blijken echter dezelfde Persoon te verbeelden.
Andere niet-bevredigende verklaringen zijn dat je ‘verdrijven’ moet lezen in plaats van ‘uitroeien’, of dat deze tekst uit Deut. 7 was menselijk schrijfwerk, want een God van liefde kan toch niet de opdracht geven tot zo’n massale moordpartij? Dr. S. Janse meent: ‘De eigenlijke vraag die we bij Bijbelteksten met een hoog geweldsgehalte moeten stellen is niet: hoe is het mogelijk dat God dit gebood? Maar: hoe is het mogelijk dat mensen dachten dat God dit gebood?’1 Mensen dachten dus ten onterechte dat God geweld gebood. Dr. M.-J. Paul en dr. J. Douma weerleggen deze schijnoplossing en concluderen dat God wel degelijk de opdracht tot vernietiging van de volken in Kanaän heeft geboden 2 We kunnen er dus niet omheen. Om deze in onze ogen onverteerbare opdracht beter te begrijpen moeten we door goed en volledig te lezen er in duiken. Iedereen die vragen bedenkt èn antwoorden zoekt verdient twee complimenten.
3. Toelichtingen op deze ongemakkelijke teksten
3.1 Klopt ons Godsbeeld wel?
God is geen sadist maar heilig, rechtvaardig, machtig, lankmoedig en jawel: liefde. De westerse, moderne, welvarende en individuele mens staat een soft en roze Godsbeeld voor ogen. God is en blijft inderdaad in alles liefde en heeft verdriet over elk sterfgeval (Jona 4: 10, 11, Eze. 18: 23, 32, 33: 11, Kl. 3: 32). Hij heeft alle mensen lief (Lev. 19: 34, Deut. 10-19, 19, 1 Tim. 2: 2-6). Juist Zijn liefde neemt geen genoegen met het onrecht in de wereld. Dus als Hij toornt is dat evengoed in liefde. Liefde, waarheid, rechtvaardigheid, oordeel en genade sluiten elkaar niet uit. God wordt heden ten dage vooral in evangelische kringen vaak veel te lievig voorgesteld. Maar Hij kan ook super-boos zijn: toornen. God is ontzagwekkend, een verterend vuur, heilig. Vroeger werd tot een God gebeden die de tanden uit de mond van de goddelozen slaat, nu bidden we tot een tandeloze God. God toornt radicaal over alles wat slecht en kwaad is want Hij haat de levensbedreigende zonden. We lezen de Bijbel blijkbaar met een bepaalde, nu roze bril en zijn selectief in wat we willen lezen, en missen vaak het evenwicht tussen Gods heilige liefde en Gods heilige toorn.
De komst van Jezus, de allerberoemdste Jood uit de stam van Juda, die de Verlosser van de wereld zou zijn, moest zeker gesteld worden. Ook daarom moest radicaal met de serieuze dreiging van Kanaänitische volken afgerekend worden.
Het Nieuwe Testament is evenmin geweldloos. Hoewel de reiniging van de tempel geen mensenlevens kostte, ging het wel met geweld gepaard. Jezus Zelf bezweek aan extreem geweld: na geseling de kruisiging. Door de straf die wij verdiend hebben op Zich te nemen bracht Hij verzoening tussen ons en de heilige God. Ananias en Saffira uit het Nieuwe Testament vielen dood neer nadat ze halve waarheden hadden verteld. Velen vergeten dat het laatste nieuwtestamentische boek Openbaring ook vol zit met geweld. Het laatste oordeel met de straffen worden daar niet door medemensen of volken voltrokken, maar door engelen en door Jezus Christus Zelf. De gelovigen zijn niet de letterlijke strijders maar zij lijden er juist en roepen om wraak (Op. 6: 10).
God is geduldig, lankmoedig, maar kan zonde niet door de vingers blijven zien. Hij handelt dus niet vanuit een plotseling opkomende drift. De maat van ongerechtigheid van de Amorieten (de algemene term voor de bevolking van Kanaän) was pas vol na 400 jaar (Gen. 15: 16).
3.2 Geweld kan (il)legitiem zijn.
Het betreft een uniek, eenmalig geweldsgebod dat dus niet herhaald wordt, vergelijkbaar met de zondvloed. Het heeft iets van het naar voren halen van het laatste eindoordeel. Bedenk dat deze oordelende God de Enige is bij Wie het recht volstrekt veilig is.
Uitbreiding van het christendom kan en mag nooit plaatsvinden door macht of geweld. De islamitische grote jihad is de innerlijke strijd om het goede te doen, terwijl de kleine jihad de gewelddadige uitbreiding van hun geloof betreft. Wat God echter de Israëlieten beveelt is het oordeel over de zonde. Het christendom heeft zich in het verleden weliswaar gewelddadig opgesteld, maar daarmee behoort geweld nog niet tot het wezen ervan. Bekeringen die met het zwaard zijn afgedwongen zijn voor christenen dan ook strikt verwerpelijk. De Kruistochten zijn beschamende zwarte bladzijden in de kerkgeschiedenis. Gewelddadige extremistische moordenaars mogen van zichzelf beweren christen te zijn, zij zijn verblind en een grote schandvlek voor het evangelie. In het boek Openbaring wordt duidelijk dat de weg die God gaat om de nieuwe schepping te realiseren allerminst pacifistisch is. Recht maken wat krom is, is legitiem, maar helaas nog niet altijd haalbaar. Dan moet er ruimte zijn om dit grote gemis ook emotioneel te verwerken.
3.3 Geweld was gelimiteerd.
Het gebod tot uitroeiing van de Kanaänieten was beperkt tot de tijd van de intocht en de verovering van het beloofde land. Andere dan deze zeven Kanaänitische volken, zoals de Ammonieten, Edomieten en Moabieten moest Israël met rust laten, tenzij zij Israël aanvielen. Het uitroeiingsbevel gold niet voor hun aartsvijanden de Filistijnen, noch voor de wrede Assyriërs, de nazi’s van die tijd. Geweld mocht evenmin gebruikt worden om aan ‘landje pik’ te doen; de grenzen waren immers al vastgesteld in Gen.15. Annexatiezucht en het veroveren van de hele wereld waren dus uit den boze. Het oefenen van gerechtigheid stond hoger dan het behalen van de buit.
Met de ban slaan vindt niet plaats uit wraak of begeerte, maar op de Gods bevel: òf totale vernietiging van mensen, vee en goederen bij Jericho (Joz. 6: 17-19, Deut. 13: 15-17, 1 Sam. 15: 3 – Amalek); òf alleen mensen moesten gedood worden terwijl vee en bezittingen mochten worden meegenomen (Deut. 2: 34, 35, 3: 6,7); òf dat alleen de mannen gedood moesten worden en vrouwen, kinderen, vee, en buit geroofd mocht worden (Deut. 20: 13-15). Voor het uitvoeren van de ban worden steeds redenen gegeven. De tijd moest hiervoor rijp zijn. In Israël is nooit een algemene opdracht geweest om alle heidenen altijd met de ban te slaan.
In het Oude testament is geen verheerlijking van geweld. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat koning David de tempel niet mocht bouwen omdat er veel bloed aan zijn handen kleefde (1 Kron. 22: 8, 28: 3). Zijn zoon, de vredevorst Salomo, voerde zelfs geen enkele oorlog en mocht de tempel wel bouwen. Dit in schril contrast met de wrede en bloeddorstige koningen van Assyrië die toen in hetzelfde gebied opereerden zoals IS(IS) in deze tijd. Het oudtestamentische ideaal is het vrederijk, waarin al het oorlogstuig omgevormd zal worden tot nuttige landbouwvoorwerpen (Jes. 2: 9, 11).
3.4 Israël is niet superieur, wel geheiligd.
God heeft een grote liefde voor Israël, dat staat ook in datzelfde hoofdstuk Deut. 7 (vers 7, 8, 13), maar niet omdat dit volk zo indrukwekkend groot was. God wil dat Israël Hem zou liefhebben (7: 9). Het volk is heilig en uitverkoren uit alle volken (7: 6, 14: 2). Maar wel: Noblesse oblige. Israël mag in Kanaän blijven mits ze gehoorzamen, anders zullen zij evengoed uit het land worden verdreven (Lev. 26: 33-39, Deut. 8: 19, 20, 13: 15, 16, 28: 63-68, 30: 1-3). Er is geen sprake van uitroeiing omdat Israël superieur zou zijn. De oorzaak van de uitverkiezing van Abraham, Izaäk en Jacob / Israël ligt niet in deze mensen, maar in de uitverkiezende God zelf. Ik kies ervoor om Gods keuze te respecteren. Deze God waarschuwt Israël helaas tevergeefs voor de heilloze en doodlopende weg van de oude bewoners van Kanaän. Israël verviel uiteindelijk in dezelfde zonden en moest daarvoor de consequenties dragen.
3.5 Uitroeiing van die volken was onvermijdelijk vanwege hun talrijke gruwelijke zonden.
Redenen waarom de Kanaänieten moesten worden weggevaagd zijn: de walgelijke afgodendienst, goddeloosheid (Deut. 9: 5), immoraliteit en grove zonden zoals kinderoffers (Deut. 12: 29-31, Lev. 18: 21, 20: 2-5, 2 Kon. 23: 10, Jer. 19: 4, 5, Eze. 20: 30, 31), occulte praktijken (Deut. 18: 9-14) en extreme gewelddadigheid en niet omdat de Kanaänieten een inferieur ras zouden zijn.
In Gen. 9: 25 wordt Kanaän al vervloekt. Noach spreekt een oordeel uit over Kanaän en zijn nageslacht. Dat oordeel is mede gerealiseerd door de verovering van hun land door de Israëlieten. Door de gruwelen zou het land het verontreinigende volk uitspugen (Lev. 18: 24-30, 20: 22-26). Het leek wel Sodom en Gomorra. God is niet grillig en onberekenbaar, maar Hij toornt over de levensbedreigende zonden en wil Zijn volk voor dat voortwoekerende kwaad beschermen via een eenmalige gerichtsvoltrekking. Die zeven volken zouden een reële, satanische verleiding kunnen vormen voor Israël als ze zouden blijven bestaan. Daarom moest er met geweld ingegrepen worden. Een vergelijking: de democratie in Europa kon overleven dankzij een bloedig tegenoffensief sinds D-day door de geallieerden. Een ander voorbeeld: Als een patiënt gangreen heeft, blijft er geen andere keus over dan het aangetaste lichaamsdeel te amputeren om uitbreiding van de infectie verder te voorkomen. Doodslaan of moorden is volgens het zesde van de tien geboden verboden, maar de doodstraf is ingesteld om nog ergere zonden te beteugelen. Soms is kwaad dus noodzakelijk om groter kwaad te voorkomen. Over deze volken die veel deden wat God verboden had, moest Israël het oordeel uitvoeren. Maar Israël stond niet boven de wet en zal zelf ook gestraft worden wanneer het dezelfde zonden als van de Kanaänieten bedrijft. De Kanaänieten zullen Israël tot een valstrik zijn (Ex. 23: 33, Ri. 2: 1-5), en dat bleek inderdaad duidelijk bij Manasse, de latere koning van Juda, die zich overgaf aan de verfoeilijke praktijken van de volken die de HEER voor de Israëlieten verdreven had (2 Kon. 21: 1, 2, 2 Kron. 33: 1, 2). Maar ook koning Achaz bracht afschuwelijke kinderoffers (2 Kon. 16, 2 Kron. 28). Er waren meer moreel slechte koningen van het tienstammenrijk Israël en het tweestammenrijk Juda dan goede, zodat God zijn eigen volk met ballingschappen moest tuchtigen.
Hier is geen sprake van etnische zuivering, etnocentrisme of genocide, maar wel van het oordeel over zonden door de heilige God. In het apartheidsregime in Zuid-Afrika zien we wel racisme. Daar werd (wordt?) er wel, maar ten onrechte, de onderdrukking van de zwarte bevolking goedgepraat. Bijbelteksten horen bij een context en die kun je niet zo maar generaliseren tot een vergunning of een opdracht tot geweld overal en altijd.
Amalek viel heel laf Israël in de rug aan, vergreep zich aan de zwakken en had geen ontzag voor God (Ex. 17: 8-16, Deut.25: 17-19, 1 Sam. 15 vers 3). Saul liet Amalek tegen het gebod in leven. De antisemiet Haman, nakomeling van Agag, die op zijn beurt van Amalek afstamde, was van plan om het Joodse volk compleet uit te roeien, maar dat werkte als een boemerang tegen hemzelf (Ester 3). Zijn nakomelingen vormen een permanente bedreiging van Israël. Ze zijn als sluipmoordenaars die altijd op zoek zijn naar een prooi. De vijandschap van Amalek had een demonisch karakter. De strijd van Amalek tegen Israël was ten diepste een strijd tegen de Messias van Israël. De strijd van Israël tegen Amalek is van alle komende generaties (Ex. 17: 16). Deze strijd lag op hetzelfde niveau als die van Haman uit het boek Ester, Herodes de kindermoordenaar van Betlehem, en Adolf Hitler in de vorige eeuw. Moet je dan niet je vijanden liefhebben? De vooraanstaande Duits kerkleider, theoloog, verzetsstrijder tegen het nazisme en schrijver van christelijke boeken Dietrich Bonhoeffer dacht veel na over dit dilemma en heeft het toch als een goddelijke opdracht gezien Hitler uit de weg te ruimen. Zijn laatste woorden voordat hij werd opgehangen, waren: “Dit is het einde, voor mij het begin van het leven”.
3.6 De uitroeiingsopdracht is gedeeltelijk uitgevoerd.
De opdracht om deze zeven volken uit te roeien is maar gedeeltelijk uitgevoerd. In Deut. 7: 3 lezen we dat Israëlieten niet met Kanaänieten mochten trouwen. Blijkbaar werd er vanuit gegaan dat niet alle Kanaänieten uit de weg zouden worden geruimd, anders was dit verbod zinloos.Jozua veroverde het land en alle koningen waren gedood (Joz. 11: 16), maar dit blijkt wat overdreven, want in Joz. 13: 1, 2 lezen we dat veel gebieden nog steeds niet op de Kanaänieten veroverd waren. Ook uit Joz. 23: 7-11 en Richt. 1 en 3 enz. blijkt dat er nog steeds Kanaänieten woonden. Als Israël toch een rest van deze heidense volken laat leven, hoeven ze niet meer gedood te worden. Koning Salomo liet het overblijfsel van de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten herendiensten verrichten, en roeide hen dus niet uit. 2 Kron. 8: 7, 8 Wat God wilde voorkomen is toch gebeurd: Israël nam de zonden van die volken over en werd zelfs erger dan hen, zodat, na lang wachten (God is immers lankmoedig), de ballingschappen onvermijdelijk waren. "Zij roeiden de volken niet uit die de HEER hun had aangewezen,vermengden zich zelfs met hen en spiegelden zich aan hun daden, vereerden hun godenbeelden en raakten verstrikt in hun netten. Zij brachten hun zonen en dochters ten offer aan de demonen en vergroten het bloed van onschuldigen, het bloed van hun zonen en dochters, geofferd aan de beelden van Kanaän. Een stroom van bloed ontheiligde het land. Zij werden onrein door hun daden, overspelig was hun gedrag." Ps. 106: 34-39
3.7 Ontkomen kon door over te lopen.
Op grond van de geruchten uit Egypte die haar ter ore kwamen, trok de hoer Rachab de conclusie en geloofde zij dat je niet van Israël kon winnen. Rachab bleek een wijze vrouw van geloof te zijn. Daarom besloot zij om niet te vechten tegen Israël maar om zich met haar familie over te geven aan de Israëlieten. Zo redde zij haar eigen leven en dat van haar vader, moeder, broers, zussen en allen die bij hen hoorden (kinderen?!) (Joz. 2 (vers 13, 18), 6: 23, 25, 8: 35, Hebr. 11: 31). Het ging bij de Israëlieten dus niet om vreemdelingenhaat, want Rachab met haar familie werd van harte opgenomen in het verbondsvolk. Dat gebeurde later eveneens met Ruth, die desondanks uit Moab kwam, maar de God van Naomi/Israël aannam (Ruth 1: 16). Het geweld kun je dus geen genocide noemen want het bleek niet zo dat een bepaalde groep alleen vanwege de afkomst gedood werd. Door Israël te zegenen word je gezegend, maar vervloek je Israël dan treft de vloek jouzelf (Gen. 12: 3, 27: 29, Num. 22-24).
Sommige Egyptenaren gaven zich liever over dan zoals farao tot het laatste toe verzet te bieden tegen Israël en zijn onoverwinnelijke God. Deze Egyptische overlopers waren welkom in Gods uitverkoren volk en trokken mee op naar het beloofde land (Ex. 9: 20, 10: 7, 12: 19, 38, 43-49). God openbaart Zich als de barmhartige God van weduwen, wezen en vreemdelingen (geen barbaren maar medemensen) (Deut. 10: 17, 18, 24: 17-22, 27: 19, Ex. 22: 20, 21, 23: 9, Lev. 19: 33, 34). De angstige Gibeonieten kozen er ook voor om liever te buigen dan te barsten. Zij ontkwamen heel slim aan de ban door een bedrieglijke list te bedenken en uit te voeren. Jozua brak zijn woord niet toen hij beloofde hen in leven te laten, maar zij moesten wel verder als houthakkers en waterputters (Joz. 9).
3.8 Roep om wraak en geweld zijn legitiem.
Christenen moeten afzien van geweld want ”Het is aan Mij (God, Koning en rechtvaardige Rechter) om wraak te nemen, Ik zal het vergelden”. Rom. 12: 19 is een citaat uit nota bene Deut. 32: 35. Het wapen van de kerk is niet het zwaard maar het gebed en het Woord. Je mag wel om wraak roepen, maar deze zelf niet uitvoeren, omdat God het onrecht zal wreken. Onrecht schreeuwt om recht. Vermoorde martelaren blijken niet dood, maar roepen om wraak: ”O heilige en betrouwbare Heer, wanneer zult U de mensen die op de aarde leven eindelijk straffen en ons bloed op hen wreken?” (Op. 6: 10). God delegeert dit recht aan de overheid. Het recht op geweld ligt uitsluitend in de handen van de overheid, want ”Zij draagt het zwaard niet tevergeefs” (Rom. 13: 4).
Uit de nobele oorlogswetten in Deut. 20 blijkt dat geweld is gelimiteerd: voordat de oorlogshandelingen tegen een vijandelijke stad begonnen, moest Israël eerst vrede aanbieden. Het leger moest eerder kleiner dan groter worden gemaakt. Verder er is geen plaats voor een ‘verschroeide-aarde-tactiek’ en geldt de wet ‘Oog om oog en tand om tand’, want het tegengeweld moet dus wel proportioneel blijven. Voor een oog dus geen hoofd als vergelding en voor een tand geen gebit, maar een rem op een geweldsspiraal. De straf mag nooit erger zijn dan de misdaad. Geweld wordt in de Bijbel niet verheerlijkt. Hoewel de richter / krachtpatser Simson veel Filistijnen is omgebracht, staat hij niet in de galerij van superworstelaars, maar van geloofshelden (Hebr. 11: 32).
En dan de wraak- en vervloekingspsalmen. Hoe kun je die met goed fatsoen lezen, laat staan zingen? Dat is toch vloeken in de kerk? Toch zong Christus in de avond voor Zijn kruisiging het ‘Hallel’ (Psalm 113-118) dus ook 118: 10-12 waarin een soort wraakbede voorkomt. Jezus haalde Ps. 137: 9 (‘je kinderen grijpen verdelgen’) aan wanneer hij op een ezel Jeruzalem binnentrekt (Luk. 19: 44)5. In dat soort psalmen zit een roep, een gebed om het rechtzetten van het onrecht dat jou aangedaan is of dat je om je heen ziet. Het zijn liederen die gevoelens van intense boosheid, onmacht en frustratie verwoorden en dus niet aanzetten zelf anderen te vermoorden. Het zijn religieuze gedichten, maar geen theologische verklaringen. De psalmist ziet ervan af om zelf naar de wapens te grijpen. Zie punt 2 hierboven. Wraak is gerechtvaardigd want het wil onrecht herstellen. Er is dus geen plaats voor leedvermaak, maar wel voor heilige, legitieme wraak. Boos zijn, ja laaiend zijn om onrecht is heel legitiem en deze liederen met een schreeuw kunnen een hele opluchting betekenen, bijvoorbeeld voor de vervolgde kerk, voor misbruikte mensen. Er is hoop want de Rechter komt! Vergeving aanbieden komt vaak te vroeg aan de orde, want eerst moet er voldoende ruimte zijn voor terechte boosheid. God is onze toevlucht ook in onze woede. Er is dus zowel kwaadaardig geweld als bevrijdend geweld.
Ps. 137: 8, 9 “Babel, weldra word je verwoest. Gelukkig hij die wraak zal nemen. En jou doet wat jij ons hebt gedaan. Gelukkig hij die jouw kinderen grijpt en op de rotsen verplettert.” De stad Babel wordt hier voorgesteld als 'de dochter van Babel', als een moeder, dan zijn haar kinderen Babels inwoners. Maar waren er eigenlijk wel rotsen in Babel? Met andere woorden je kunt deze tekst figuurlijk uitleggen. En letterlijk? De Babyloniërs hadden zelf de kinderen van Israël gedood (2 Kron. 36: 17). De dichter vraagt God om het kwaad te stoppen, zodat het niet in volgende generaties zal voortwoekeren. Oog om oog, tand om tand. 'Zou ik niet haten wie U haten, niet verafschuwen wie tegen U opstaan? Ik haat hen met een volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij.' (Ps. 139: 21, 22) Profeten voorspelden reeds dat de kinderen van Babel voor hun ogen verpletterd zouden worden (Jes. 13: 16, Jer. 51: 22). 'Don't shoot the messenger!' Wat is er mis om het kwade en de boze te haten en te wreken? Wat krom is moet recht worden. In de Nederlandse kerken werden deze ‘moeilijke’ psalmen vooral gezongen in de Tweede Wereldoorlog. En dat is toch begrijpelijk?!
4. Besluit
Tot de 18e eeuw waren gelovigen over het algemeen niet uit het lood geslagen door deze geweldsteksten. God spreekt door de Heilige Geest, niet door de hype van de dag of de tijdgeest. Ons wellicht vervormde Godsbeeld moet telkens aan Gods Woord worden getoetst en zo nodig worden bijgesteld. Uit de Hebreeënbrief blijkt duidelijk dat de God van het Oude Testament Dezelfde is van het Nieuwe. We mogen en kunnen God nooit ter verantwoording roepen en Hij is ons niet verplicht om tekst en uitleg te geven voor Zijn handelen en opdrachten. We worden opgeroepen om God lief te hebben, ook met ons verstand, maar dat houdt een keer op, want Zijn gedachten zijn hoger dan die van ons. Dan blijft de keuze over om deze mysterieuze God desondanks te vertrouwen. Ik blijf kiezen voor de goddelijke inspiratie van de Bijbel, inclusief de voor ons moeilijk te verteren en te verklaren teksten.
* Dr. H.G.L. Peels, Wie is als Gij? Schaduwkanten van het oudtestamentische godsbeeld (Utrecht: Boekencentrum, 2e herz. druk 2007), 148 pp.
* Eric Peels, Kan een God van liefde geweld gebruiken?, hoofdstuk 3 uit: Martine van Veelen en Cees Dekker, Hete Hangijzers (Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 2009), pp. 55-67
* Arie Versluis, Moesten de Kanaänieten echt sterven? Hoofdstuk 20, pp. 71-73 uit: Ongemakkelijk teksten van het Oude Testament, Hetty Lallelman (red.) (Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 2014)
(1) Dr. S. Janse, De tegenstem van Jezus Over geweld in het Nieuwe testament (Zoetermeer: Boekencentrum, 2006), pp. 23, 24
(2) dr. M.-J. Paul, Macht en geweld in het Oude testament: Israëls houding tegenover de Kanaänieten, workshop CVB symposium 9-12-2006, p. 2; dr. J. Douma, Geweld in de Bijbel, Nederlands Dagblad, 10-2-2007
(3) Mede n.a.v. Arie Versluis, Geen verbond, geen genade. Analyse en evaluatie van het gebod om de Kanaänieten uit te roeien (Deuteronomium 7) (Zoetermeer: Boekencentrum, 2012), 368 pp. Uitverkocht.
(4) Hetty Lalleman, Is dit onze Vader? Waarom ik van de God van het Oude Testament houd (Amsterdam: Ark Media, 6e druk 2016), p. 17
(5) In het Grieks van Ps. 136:9 in de Griekse vertaling van het Oude Testament de Septuagint LXX staat hetzelfde werkwoord als in het Grieks in Luk.19:44.
Niets uit dit artikel mag worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de stichting en de auteur/vertaler worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact met ons op via het contactformulier.