tucht is heilzaam en onmisbaar
Door Piet Guijt
- Inleiding
- Wat is tucht?
- Negatieve associaties
- Wat zegt de Bijbel over het doel van tucht?
- Tucht betreffende dwaalleringen
- Wat zijn belemmeringen om tucht toe te passen in de gemeente?
b. Bij de gemeenteleiding
- Praktijk. Waarvoor oppassen?
- Uiterste vorm van tucht
- Motieven
- Tot slot
1. Inleiding
Buiten de kerk (bijv. bij voetbal, verkeersregels etc.) vinden we tucht normaal, maar in onze tijd vindt men tucht in de kerk vaak bijna een vies woord. Men heeft er allerlei negatieve associaties bij. Maar toch spreekt de Bijbel er duidelijk over. We zullen in dit artikel nagaan wat het grote belang en het doel is van tucht. Want juist in de kerk is tucht van levensbelang! Het is zelfs onmisbaar voor het goed functioneren van een Bijbelgetrouwe gemeente, want het gaat om de heiligheid van de gemeente. We mogen medegelovigen niet in hun zonden laten, maar de zonde aan het licht brengen en de ander helpen weer in de nabijheid van God te komen.
2. Wat is tucht?
Het woord tucht is afgeleid van het woord ‘tijgen’, dat 'trekken' betekent, wat nog doorklinkt in de uitdrukking: geboren en getogen (opgevoed). Het gaat dus niet om afstoten maar om aantrekken. Het heeft dan helemaal geen negatieve gevoelswaarde (1). Ook al klinkt (het toepassen van) tucht streng en (be)straffend, de bedoeling is om iemand die vanwege misleiding of ongehoorzaamheid het spoor kwijt is geraakt, weer op het rechte spoor te helpen. Door tucht worden we de goede kant op getrokken om de weg van Jezus terug te vinden (11). Tucht is dus zorgen voor zielen die niet meer gericht zijn op de Goede Herder (15). Uit het kadertje met enkele Bijbelteksten over tucht blijkt de positieve uitwerking ervan. Alles wat God zegt of doet, is uit liefde en zorg voor Zijn kinderen en om hen dichtbij Hem te trekken opdat wij een gelukkig leven zouden kunnen leiden.
Het Griekse zelfstandige naamwoord ‘paideia’ betekent: opvoeding (denk aan ‘pedagoog’), opleiding, tuchtiging, bestraffing. Het Griekse werkwoord ‘paideuo’ betekent: opvoeden, opleiden, trainen, corrigeren, bestraffen, kastijden. Het kan dus zowel een positieve als negatieve betekenis hebben of krijgen. Dat het woord ‘paideuo’ zowel straffen (negatieve invulling) als opvoeden (positieve invulling) kan betekenen, wijst op een zekere verwantschap, namelijk dat niet alleen straffen als iets naars wordt ervaren, maar dat ook opvoeding ondergaan moeite en inspanning kost en niet altijd als prettig wordt beleefd.
In dit verband kunnen we denken aan Hebr. 12, waar wordt gesproken over ‘tucht’ en ‘tuchtigen’ wat als negatief overkomt, maar men kan ook steeds lezen: opvoeding en opvoeden. “Mijn zoon, acht de tuchtiging des Heren niet gering, en verslap niet, als u door Hem bestraft wordt, want wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here, en Hij kastijdt iedere zoon, die Hij aanneemt. Als tuchtiging hebt u dit te dragen: God behandelt u als zonen. Want is er wel een zoon, die door zijn vader niet getuchtigd wordt? Blijft u echter vrij van de tuchtiging, welke allen ondergaan hebben, dan bent u bastaards, en geen zonen. Voorts, de tuchtiging van onze vaders naar het vlees hebben wij ondergaan en wij zagen tegen hen op; zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de Vader der geesten, en leven? Want zij hebben ons voor korte tijd naar hun beste weten getuchtigd, maar Hij doet het tot ons nut, opdat wij deel verkrijgen aan zijn heiligheid. Want alle tucht schijnt op het ogenblik zelf geen vreugde, maar smart te brengen, doch later brengt zij hun, die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid” (Hebr. 12: 5 t/m 11).
Tucht in algemene zin is groeibevorderend, stimulerend, namelijk opvoeden om God te leren kennen zoals Hij is, waardoor vrede en blijdschap ontstaat, en je zo onder indruk van Hem gaat komen dat je niets anders kan en wil dan je in Hem verheugen en Hem aanbidden. Dan leef je tot Zijn eer omdat anderen door jouw houding God gaan zien.
Tucht betreft niet alleen anderen, maar kan ook worden gezien als zelftucht en/of discipline. Sporters leven jarenlang gedisciplineerd om de top te bereiken. Deze prestaties gaan hand in hand met een leven van zelfbeheersing en matigheid (1 Kor. 9: 25) (15). Dat kan men ook toepassen op het geestelijke leven, waarbij de gelovigen zich in een leven van zelfbeheersing toewijden aan de Heer om op die manier een diepere relatie met Hem te krijgen en daardoor tot zegen van de omgeving te kunnen zijn. Paulus zegt in 1 Kor. 9: 27: “..ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden”.
In onderwijs en prediking zal daar aandacht en ruimte voor moeten zijn. Bij discipline moeten we dus niet denken aan het drillen van de ‘manschappen’ om ze in het gareel te houden, maar om de louterende werking in persoonlijke levens van mensen. Want in het Nederlandse woord ‘discipline’ is ook het woord ‘discipel’ terug te vinden, dus het volgeling zijn van Jezus. Discipline is dan de kunst van het discipelschap, waarbij Christus in het middelpunt staat en waarin Hij ons voorgaat, ons onderwijzend en liefdevol terechtwijzend. In die zin is tucht op en top zielszorg binnen de gemeente van Christus (1,15). Daarnaast is tucht, indien nodig, corrigerend, niet alleen gericht op het behoud van de zondaar (en van de gemeente), maar kan het ook betrekking hebben op de zuiverheid van de leer, dus ter voorkoming van dwaling en valse leer.
3. Negatieve associaties
Dat mensen liever niet met tucht te maken hebben, is in zekere zin wel begrijpelijk want men denkt bij het woord tucht misschien aan bijvoorbeeld tuchtscholen. Daarbij komt dat als men in het woordenboek (2) opzoekt wat tuchtigen betekent, men dan leest: afranselen, afstraffen, disciplineren, geselen, kastijden, ranselen, slaan, straffen. Dat komt allesbehalve prettig over.
Ook bepaalde gedeelten van de Bijbel geven een negatief beeld. Enkele teksten als voorbeeld: “Als jullie Mij dan nog niet willen gehoorzamen, zal Ik de straf voor jullie zonden zevenmaal zo zwaar maken” (Lev. 26: 18 - NBV), “dan zal de HERE u en uw nageslacht ongemeen zwaar tuchtigen met felle, aanhoudende slagen en boze, aanhoudende ziekten” (Deut. 28:59), “Ik zal hem tot een vader zijn, en hij zal Mij tot een zoon zijn. Wanneer hij ongerechtigheid bedrijft, zal Ik hem tuchtigen met een roede der mensen en met slagen der mensenkinderen” (2 Sam. 7: 14) en “Welnu, mijn vader (Salomo) heeft u een zwaar juk opgelegd, maar ik (Rechabeam) zal uw juk nog verzwaren; mijn vader heeft u met zwepen getuchtigd, maar ik zal u tuchtigen met gesels” (1 Kon.12: 11).
Er zijn nog andere redenen om moeite te hebben met (kerkelijke) tucht. In het verleden zijn grote fouten gemaakt bij het soms willekeurig (zowel qua onderwerp als persoon) en/of wettisch toepassen van tucht. En dat soms door zeer autoritaire leiders die zelden of nooit kunnen toegeven dat ze zelf ook fouten kunnen maken of ongelijk hebben. Er zijn schrijnende voorbeelden te noemen, waarbij sommige gelovigen door het verkeerd toepassen van tucht zelfs in een geloofscrisis kwamen.
Ook is er vaak een verkeerde beeldvorming ontstaan. Veel gemeenteleden zien tucht niet als een middel om mensen bij de kerk te houden, maar denken bij tucht aan ouderlingen die langskomen om je te vermanen en je onder druk te zetten, te manipuleren, je af te houden van het avondmaal (10), of aan het toepassen van een machtsmiddel. Daarom is het wel enigszins begrijpelijk dat het onder invloed van de tijdgeest (postmodernisme) wordt afgedaan als bemoeizucht (1). Want men vindt dat ieder maar voor zichzelf moet uitmaken wat goed of fout is, dus mogen we elkaar niet de maat nemen of elkaar corrigeren. Dit is een gevaarlijke ontwikkeling, want niemand is erbij gebaat dat we over de bol blijven aaien en zoete broodjes bakken (11). Zonde onder ‘de mantel der liefde’ verbergen, gaat stinken. Wat in Mattheüs 18 (zie par. 8) geschreven is, komt zo onder druk te staan. Men kijkt liever de andere kant op, want men is soms bang om iemand ergens op aan te spreken.
4. Wat zegt de Bijbel over het doel van tucht?
De gemeente van Jezus Christus heeft zijn bestaansrecht te danken aan een heilig, genadig en barmhartig God. De tucht is niet los te zien van die heilige God die wij als gemeente mogen dienen (1 Petr. 1: 15-16) (15). Christus wil dat de kerkelijke tucht in Zijn gemeente wordt toegepast, zodat men kan delen in Zijn heiligheid, want wanneer kerkelijke tucht de gemeente verlaat, verdwijnt ook de heiligheid (12). Het gaat om de eer van Christus (Ef. 5: 27).
De Bijbel draagt ons op om, indien nodig, in de gemeente tucht toe te passen. Dat kan gaan over ernstige openlijke zonden (moreel aspect) en over het verkondigen van valse leringen (leerstellig aspect), zaken die niet getolereerd mogen worden (8). Het is een verantwoordelijkheid die in beginsel de gehele gemeente van Jezus Christus heeft gekregen. Bij het wandelen in de waarheid zijn gemeenteleden aan elkaar gegeven om elkaar de juiste weg te wijzen en, zo nodig, terug te brengen en weer op weg te helpen en verder te begeleiden. Maar met name is het de gemeenteleiding die moet waken over de reinheid van de gemeente (4,15).
Een voorbeeld van een openlijke zonde vinden we in 1 Kor. 5: 1-13 waar het gaat om een geval van hoererij, waarbij iemand leefde met de vrouw van zijn vader. Paulus beveelt om de kwaaddoener uit hun midden weg te doen (vers 13). In 2 Thess. 3: 11-15 gaat het over iemand die niet wil werken en op kosten van anderen wil leven. Zij worden aangemaand om hun brood door werken te blijven verdienen.
Waarom tucht? Wie zondigt tegen natuurwetten, zal nadelige gevolgen ondervinden. Zo is het ook met zonde tegen Gods geboden. Het doel van tucht is om zonde in het licht te brengen en om degene die zondigt of ongezeglijk is, tot inkeer en tot herstel te brengen zodat er weer een gezonde, heilige gemeenschap met God en met andere gelovigen ontstaat (Matt. 18: 15; Gal. 6: 1; Hebr. 12: 6-13; Jak. 5: 19, 20). Tucht is dus geen bemoeizucht, maar het is onze zorgplicht om naar elkaar om te zien, elkaar te waarschuwen teneinde de ander te behouden en op het goede spoor te brengen (15). Want als we God gehoorzamen, worden we gezegend. Dus christelijke tucht is niet bedoeld om af te stoten, maar om aan te trekken, iemand terug te brengen en erbij te betrekken. En dat dus niet in de vorm van een machtsmiddel, maar als redmiddel en heilzame correctie (1).
Hoe belangrijk en noodzakelijk kerkelijke tucht is, zien we uit het voorbeeld van het gedrag van een jongetje dat niet consequent opgevoed wordt en steeds maar kan doen wat hij wil. Dat kind wordt verwend en vervelend. Daaruit blijkt wellicht een goedbedoelde, maar geen gezonde ouderliefde omdat het de toekomst van het kind schaadt. Kerkelijke tucht is bedoeld vanuit liefde, tot ons welzijn, ook al is het niet altijd gemakkelijk of plezierig. Bovendien is het iets dat God het ons opdraagt (16).
Een ander doel van tucht is om de gemeente zuiver en rein (1 Tim. 5: 22) te houden, want Jezus neemt de zuiverheid van Zijn lichaam zeer serieus. Er moet een scherpe lijn tussen de gemeente en de wereld gehandhaafd blijven (1 Joh. 2: 15-17). En bovendien is er tucht om andere gemeenteleden te beschermen omdat zonde helaas aanstekelijk werkt. Immers “één rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand”. Zonde heeft helaas besmettingskracht.
Een voorbeeld. Wanneer de gemeente ongehuwd samenwonen tolereert en men er niet tegen optreedt, zal dit op den duur een gewoonte kunnen worden in de gemeente, net als in de wereld om ons heen. Maar optreden tegen zonden leidt tot …. een gezond ontzag voor God, dat ons ervan weerhoudt om te zondigen (1 Tim. 5: 20; Hebr. 12: 15) (8).
Als de zonde van iemand zo’n negatieve invloed heeft op het zedelijke leven van andere christenen in een gemeente, dan zal men afstand moeten nemen, of is men zelfs genoodzaakt de persoon uit de gemeente te zetten (1 Kor. 5: 11) (zie par. 8). Ambtsdragers hebben als herders de verantwoordelijkheid om op die manier voor de kudde te zorgen. “Je kunt niet een wolf toelaten bij de kudde onder het mom van ‘iedereen is welkom’, en dan toezien hoe de wolf een voor een alle schaapjes opeet. Sommigen gemeenten gaan kapot omdat er geen lef is om op te treden tegen kwalijke praktijken” (13).
Ook al gaan we er in dit artikel niet op in, we willen nog wijzen op een ander punt, namelijk evt. conflicten tussen gemeenteleden onderling (wel of niet recht zoeken bij iemand buiten de gemeente).
5. Tucht betreffende dwaalleringen
Niet alleen moet worden opgetreden tegen openlijke zonden, maar ook tegen dwalingen en tegen hen die een valse leer in de gemeente willen uitdragen. In 2 Petrus 2: 1 lezen we: '...en ook zullen er ook onder u dwaalleraren verschijnen. Ze zullen met verderfelijke ketterijen komen en zelfs de meester die hen heeft vrijgekocht, verloochenen.' Zie ook bijvoorbeeld Galaten 2: 4 en 1 Tim. 1: 3.
Bij een verderfelijke ketterij gaat het om een dwaling over de kern van het evangelie of over voor het geloof fundamentele zaken. Een gemeentelid mag geen aanhanger ervan zijn. Er zijn echter ook andere dwalingen waar leertucht en in het uiterste geval evt. afscheiding moet worden toegepast. Dat zijn leringen, alhoewel minder ernstig, die het geestelijk leven van de gemeenteleden ernstig (kunnen) ondermijnen. Of leringen die, alhoewel minder ernstig, de vrede in de gemeente op ernstige wijze zullen verstoren. Ook moet daartegen opgetreden worden. Als het over dwaling op niet-fundamentele zaken gaat, dan kan het getolereerd worden dat iemand een afwijkende mening heeft. Wat echter niet getolereerd kan worden is, dat die afwijkende mening binnen de gemeente wordt uitgedragen (9).
Niet alleen moet men, door de gehele Bijbel aan het woord te laten, ervoor waken dat dwaalleringen zich voordoen, ook moet men ervoor oppassen dat een teveel invoelende en mensgerichte prediking niet de overhand krijgt waarin het er vaak alleen maar over gaat welk voordeel wij eruit kunnen halen. En waarin de gezonde leer met aandacht voor discipline en de passie, de ijver en de eerbied voor Gods naam soms ontbreken. Veel predikers durven vaak geen normatieve uitspraken meer te doen, omdat de angst bestaat wettisch of moralistisch over te komen, en het spreken over zonde wordt vaak vermeden omdat het slecht zou zijn voor het zelfbeeld van de gelovigen en hun functioneren. Het profetische woord wat scherp, confronterend en rechtlijnig kan zijn, wordt dan niet meer gesproken en dit willen mensen vaak ook niet meer horen (11,13,15).
Helaas zijn er als gevolg van verschillen in visie over Gods Woord denominaties ontstaan, en bestaan er binnen denominaties verschillende, zelfs tegengestelde opvattingen, en komen binnen gemeenten scheuringen voor. In een verdeelde kerk is een serieuze en consistente uitoefening van bijbelse tucht niet mogelijk. Intussen wordt daardoor de zwakte en onmondigheid van de kerk op een schrijnende wijze zichtbaar. Om een voorbeeld te noemen: de meerderheid van de leden van de synode van de PKN verbiedt het om tucht uit te oefenen over gemeenteleden met een homoseksuele levensstijl, terwijl de Bijbel zich zo duidelijk hiertegen uitspreekt (14). Opgemerkt moet worden dat God(s Woord) niet tegen homo’s is, maar hen juist wil helpen, net zoals God élk mens wil helpen die in nood is.
De opvatting dat God het kwaad niet straft omdat Hij liefde is, klinkt als muziek in de oren van weerspannige mensen. Maar men vergeet dan dat God ook heilig is en Zich aan Zijn wetmatigheden houdt en moet houden. Als God het kwaad niet zou straffen, zou Hij Zelf slecht en corrupt zijn. Men denkt soms dat verdraagzaamheid ten opzichte van de zonde liefde is. Nee, integendeel, verdraagzaamheid ten opzichte van de zonde is helemaal geen liefde. Juist vanuit liefde is er tucht, omdat een goed toegepaste tucht leidt tot heil, en een heerlijke vrucht van o.a. genezing, vrede en blijdschap voortbrengt. Als er in een gemeente geen gezonde tucht is, wordt de gemeente wereldgelijkvormig, krachteloos, en heeft zij geen gezag meer (6). En dat terwijl Jezus de gemeente stralend, zonder vlek of rimpel, heilig en onbesmet voor Zich wil zien (Ef. 5: 27).
6. Wat zijn belemmeringen om tucht toe te passen in de gemeente?
a. Bij de gemeenteleden.
We zien binnen gemeenten een ontwikkeling waarbij er niet meer gesproken wordt over zonde, maar alleen over gebrokenheid, pijn en verdriet. Het woord ‘zonde’ wordt vaak angstvallig vermeden, want dat wordt als te negatief of te confronterend opgevat, met als gevolg dat er dan veelal ook niet meer sprake van tucht is (15).
We leven in een tijd waarin voor veel mensen alles relatief is: niets is met zekerheid te zeggen, er is geen absolute waarheid (postmodernisme). Ook wordt de tijdgeest gekenmerkt door subjectivisme: “Wat waar is voor jou, is waar voor jou, en wat waar is voor mij, is waar voor mij. Wie ben jij om tegen mij te zeggen dat ik ernaast zit in mijn denken?” (13). Men mag elkaar niet meer over bepaalde onderwerpen aanspreken, want dan krijg je vaak te horen: “Waar bemoeit die ander zich mee?”. Ook hoort men vaak: “Je moet ieder in zijn waarde laten”, maar dat wil eigenlijk zeggen: “Wat ik doe, daar heb jij niets mee te maken, en wat jij doet, daar heb ik niets mee te maken zolang ik geen last van je heb”. Men wil dus zelf niet over normen worden aangesproken, maar men roept alleen om waarden en normen wanneer men zelf overlast ervaart (4). Vanuit een typisch postmoderne levenshouding vindt men dat ieder maar voor zichzelf moet weten wat goed en fout is (10).
Soms hoort men dat tucht in een gemeente liefdeloos zou zijn, want in de christelijke gemeente staan toch waarden als liefde, aanvaarding en vergeving bovenaan? Hoe kan je dan nog praten over ‘iemand onder tucht zetten’? We willen liever zo veel mogelijk onder de mantel der liefde bedekken. Om de lieve vrede wil worden kwesties maar liever niet aangepakt (13). Een bijbelse mening of correctie wordt vaak weggewimpeld met de opmerking dat je wettisch bent. Maar bedacht moet worden dat ook het tegenovergestelde, namelijk wetteloosheid, zeer gevaarlijk is. Soms wordt zelfs beweerd dat aandacht voor tucht de gemeente wereldvreemd maakt en het christelijk getuigenis bemoeilijkt. Maar dat is volstrekte onzin, want juist wereldgelijkvormigheid maakt het getuigenis krachteloos en de kerk ongeloofwaardig. Hans Frinsel (zendeling die vroeger in De Oogst schreef) vraagt zich af of de gemeente dan nog wel het medicijn is voor een zieke wereld, of dat het zich zo heeft laten besmetten door de wereldgeest dat de gemeente niet meer van de patiënt te onderscheiden is (4). Het Woord zegt: “Heb de wereld niet lief want die gaat voorbij” (1 Joh. 2: 15 t/m 17).
Het is moeilijk om gemeenteleden aan te spreken op levensstijl, kleding, blote navels, piercings, etc. Wat is zonde en wat niet? Zelfs een poging om het bespreekbaar te maken, wordt al snel gezien als een aanslag op de vrijheid. Er is vaak geen sprake meer van een nederige en gezeglijke houding maar van een gebrek aan bereidheid de eigen levensstijl te onderwerpen aan de basisprincipes van Gods Woord. In Christus zijn wij wel vrij, maar niet om die vrijheid te gebruiken als aanleiding voor het vlees (Gal. 5: 13) of als excuus om vanwege egoïstische begeerten ons te kunnen onttrekken aan het gezag van Gods Woord. Als we niet doen wat Gods Woord zegt door Gods geboden te negeren, dan zijn we leugenaars (1 Joh. 2: 4) (4). Onze cultuur is wars van hiërarchische structuren geworden. Dat is de kerkmuren niet voorbijgegaan, vandaar dat ook tucht in de gemeente uit de gratie is. Want in de tucht word je aangesproken vanuit een bepaalde gezagsstructuur (15).
Samenvattend kunnen we opmerken dat moderne mensen en ook christenen weerspannig en ongezeglijk zijn geworden. Er is vaak meer liefde voor genot dan voor het Woord van God. Uiteindelijk is de vraag waarom er verzet is tegen tucht. Dat komt, en dat is de kern, omdat de boze ons weerspannig wil maken opdat wij niet tot ons doel (kunnen) komen.
b. Bij de oudsten
Om verschillende redenen kan er angst en verlegenheid zijn om tucht toe te passen. Allereerst praten we niet graag over zonden, vooral niet over de specifieke zonden van onze bekenden (3). Je wordt niet populair als je tuchtmaatregelen neemt, want alles in onze cultuur verzet zich tegen elk idee van correctie of uitsluiting omdat het als intolerant wordt gezien.
Het aanwezig zijn van het postmoderne levensgevoel dat ook van gelovigen bezit heeft genomen, kan verlammend werken waardoor er bij de gemeenteleiding een bepaald gevoel van onmacht kan bestaan. Bovendien is sprake van schuivende panelen binnen de christelijke ethiek. Wat is nog tuchtwaardig? Neem weer het voorbeeld van seks vóór het huwelijk en ongehuwd samenwonen. In lang niet meer alle gemeenten is dat nog een onderwerp van tuchtwaardigheid. Dat lag in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw wel anders (7).
Het is ook mogelijk dat men bang is dat tucht polariserend werkt. Binnen de gemeente leeft vaak de gedachte dat alles samenbindend moet zijn. Alle zeilen moeten bijgezet worden om te voorkomen dat gemeenteleden weglopen. En er kan angst zijn dat iemand die op zijn gedrag wordt aangesproken, het een ongepaste inmenging in zijn privéleven vindt, en daarom de kerk verlaat, ofwel naar een andere gemeente of ‘de wereld in’. Overigens was Jezus daar niet bang voor! Hij zei: “Wilt ook u niet weggaan?” (Joh. 6: 67). Wel moet worden opgemerkt dat een vertrek op zich niet altijd een uitvlucht is, maar een noodstap kan zijn. Het kan te maken hebben met goede motieven, bijv. als je je niet mag laten dopen door onderdompeling, dan kan je naar een andere gemeente gaan waar dat wél gebeurt.
Een geheel ander punt is de vraag of een oudste zich wel in staat voelt of weet om tucht uit te oefenen: “Sta ik zelf wel recht genoeg voor de Heer?” Men kan zich onbekwaam voelen. Vaak is er verlegenheid door eigen onzekerheid over wat wel of niet fout is. Bovendien kan er binnen een oudstenraad verschil van mening bestaan waardoor besluiteloosheid optreedt. Daarom is het zo nodig dat oudsten één van geest zijn. Er is veel gebed, fijngevoeligheid en geestelijk onderscheidingsvermogen nodig om te weten waar het op aankomt, bijvoorbeeld onderscheid maken tussen zonde als activiteit en zonde/gebrokenheid als gevolg van vroegere zonden of van het voorgeslacht.
En ook is er vaak zelfverloochening voor nodig om tucht toe te passen, want je moet soms tegen het eigen gevoel in gaan. En als er al opgetreden wordt, zal er vaak op emotionele gronden kritiek worden uitgeoefend door degenen die toekijken (8). Maar ook al faalt de kerkelijke tucht soms, uiteindelijk gaat het om de vraag of iemand bereid is zich te laten tuchtigen, corrigeren en leiden door de Heilige Geest.
Bedacht moet worden dat de gemeente de goddelijk opdracht heeft om een pijler en fundament der waarheid te zijn (1 Tim. 3: 15). En dat juist in een wereld waarin men het gevoel voor waarachtigheid meer en meer verliest. Daarom behoort ieder die ervoor gekozen heeft om lid van een gemeente te zijn, de waarheid lief te hebben en te breken met leugen, bedrog en huichelarij. Dus ook afrekenen met dubbelleven, onwaarachtigheid, geldzucht, verslavingen, enz. Dat geldt voor ieder, dus zeer zeker ook voor de leidinggevenden. Bijbelse tucht in een gemeente is immers alleen daar mogelijk waar de leidinggevenden zelf zich aan de Heer en heilig(makend)e tucht onderwerpen.
7. Praktijk. Waarvoor oppassen?
De tuchtuitoefening is vaak als het betreden van een emotioneel mijnenveld. Toch moet het gebeuren en kan het gebeuren, steunend op de leiding van Gods Geest en in gehoorzaamheid aan Gods Woord (8). God kent het menselijk hart. Hij weet van de aarzeling om op dit gebied te doen wat gedaan moet worden, vandaar dat in de Bijbel zulke duidelijke taal wordt gebruikt, zodat we er niet onderuit kunnen.
Er moet een middenweg gevonden worden tussen twee uitersten. Aan de ene kant: helemaal niet optreden. God verwijt de gemeente van Thyatira dat ze niet optrad tegen Izebel, een valse profetes (Openb. 2: 20). De houding van Eli tegenover zijn zonen is ook een illustratie van slap gedrag. Hij sprak hen er wel op aan, hij waarschuwde hen, maar toen ze niet luisterden, deed hij er verder niets tegen (1 Sam. 2-4) (6). Bedacht moet worden dat een slappe houding niet gezegend kan worden.
Het andere uiterste is hardheid. Ook dat mag niet gebeuren. Dat zal ook niet gebeuren als de uitoefening van de tucht plaats vindt in een goede gezindheid. Echter moet wel bedacht worden dat je tegenover christenen, die openlijk in zonde leven en die dat weten, en zich ondanks dat niet wensen te bekeren, wel strenger mag en moet zijn dan tegenover ongelovigen. Paulus zegt: " Wat ik bedoel is dit: u mag niet omgaan met iemand die zichzelf een broeder of zuster noemt, maar in feite een ontuchtpleger is, een geldwolf, afgodendienaar, lasteraar, dronkaard of uitbuiter. Met zo iemand mag u beslist niet eten" (1 Kor. 5: 11) (8).
8. Uiterste vorm van tucht
Als leden van een gemeente zijn wij medeverantwoordelijk voor elkaar en mogen/moeten wij in liefde naar elkaar omzien. Immers we mogen niet zeggen: “Ben ik mijn broeders hoeder”? Zie ook Gal. 6: 1, Hebr. 3: 12, 13 en 1 Joh. 5: 16. Maar toch is de uitoefening van de tucht in de eerste plaats een taak voor de oudsten/ouderlingen omdat zij toezicht uitoefenen op de gemeente. Zij moeten ingrijpen bij ernstige zonde of valse leer in de gemeente.
In sommige situaties waarbij tucht nodig is, kan het helaas zelfs zover komen, dat moet worden besloten iemand uit de gemeente te zetten. Maar om te voorkomen dat het slechts op grond van bijvoorbeeld geruchten geschiedt (8) en om de broeder/zuster de kans te geven zich van zijn/haar zonde te bekeren, moet grote zorgvuldigheid betracht worden. In Matt. 18: 15-17 worden bij de uitvoering van deze tucht vier stappen beschreven. Opgemerkt kan worden dat de eerste drie stappen erop gericht zijn de persoon d.m.v. correctie binnen de gemeenschap te behouden (vandaar dat tucht ook ingebed moet zijn in de pastorale zorg).
Allereerst een confronterende ontmoeting onder vier ogen (vers15), en als dat niet helpt vervolgens een ontmoeting met een of twee anderen (getuigen, bijvoorbeeld oudsten) erbij (vers 16) en dan nog een ontmoeting met de gehele gemeente (vers 17a), dus dan is er betrokkenheid van de lokale gemeente. Als de broeder of zuster nog steeds niet tot inkeer komt, dan moet de oudstenraad een beslissing nemen, en “dan zij hij u als de heiden en de tollenaar” wat betekent dat hij of zij net zo is als iemand die niet tot de gemeente behoort (vers 17b). In wezen plaatsen zondaars zichzelf buiten de gemeente. Dit betekent niet dat zij verloren zijn, of dat de gemeente zich niet meer om hen hoeft te bekommeren, maar dat de gemeente moet blijven proberen hen (net zoals ieder ander) te winnen voor Christus.
9. Motieven
Het doel van alle vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en een ongeveinsd geloof (1 Tim. 1: 5). De enige juiste motivatie voor tucht is liefde (dus niet boosheid of ergernis), in gehoorzaamheid aan God en tot eer van God (16). “De Heer tuchtigt degene van wie hij houdt” (Hebr. 12: 6). Als we proberen elkaar op te bouwen tot volwassen gelovigen (Hebr. 10: 24), dan moeten we het voorbeeld volgen van onze Heer Jezus Christus. En elkaar inspireren en bemoedigen.
Tucht begint met het gesprek. Een pastorale houding is belangrijk: luisteren, informeren, confronteren, reacties toetsen, aansporen en zo nodig vermanen. Daar is vaak moed voor nodig. Overigens moet men bij het woord ‘vermanen’ niet denken aan iemand ‘op zijn kop geven’, maar iemand ernstig erop wijzen te stoppen met iets wat hem of haar schade toebrengt. Het aanspreken van de ander moet niet belerend, hoogmoedig of veroordelend gebeuren, maar met zelfkennis (besef van eigen zwakheden en leven door genade) en zachtmoedigheid, want je zult zelf eens in verzoeking kunnen komen (Gal. 6: 1). Wie denkt te staan, laat hij oppassen dat hij niet valt (1 Kor.10: 12). Dus men moet zich niet verheffen of zich beter voelen dan de broeder of zuster die men terecht wil helpen. Maar wel met moed om liefdevol, fijngevoelig maar toch duidelijk te confronteren waarbij je laat merken dat je elkaar niet wil betuttelen, maar elkaar bij de Heer wilt houden. Een vraag kan zijn: “Heb je erover nagedacht dat dit of dat niet in overeenstemming kan zijn met wat Jezus Christus van je vraagt? (7,15). En uiteraard zal het gebed een belangrijke rol mogen vervullen.
10. Tot slot
Tucht hoort bij het gewone gemeenteleven. Zij kan zelfs functioneren als geestelijk groeihormoon. De Britse theoloog John Stott was er zelfs van overtuigd dat de kerk door een gebrek aan tucht haar wervingskracht verliest. Hij zei ooit: “De seculiere wereld is nauwelijks onder de indruk van de kerk van vandaag. Zolang de kerk de zonde in eigen gelederen toestaat en zichzelf niet beoordeelt, zal zij nimmer de wereld voor Christus kunnen winnen” (10,11). Het falen om kerkdiscipline uit te oefenen ondermijnt de prediking, het discipelschap en de evangelisatiebediening van een kerk.
De baptistentheoloog John L. Dagg kon zich hierbij aansluiten, want hij zei: "Wanneer discipline een kerk verlaat, gaat Christus mee". Een herder die de wolven niet kan afweren, zal spoedig merken dat zijn schapen verscheurd worden. Maar Christus wil dat zijn kerken worden getraind, geoefend en gedisciplineerd, zodat ze zullen delen in zijn heiligheid (12).
Wat bij tucht nodig is, is dat men een goede bijbelse visie heeft. Dat is niet zo eenvoudig omdat er helaas ook onder christenen zoveel misverstand of verschil van mening bestaat. Je kan als oudsten wel tegen iemand zeggen dat iets niet mag, maar daarvan zegt de ander, dat het op een misvatting is gebaseerd. Dat moet de ander dan wel duidelijk kunnen maken.
Eigenlijk moet we constateren dat we als gelovigen er soms niet goed uitkomen, maar dat alleen de Heilige Geest uiteindelijk duidelijkheid kan verschaffen. Als wij zelf niet slagen in het toepassen van tucht, dan is dat helaas jammer, maar als de tucht ten onrechte door iemand wordt afgewezen, dan blijft uiteindelijk de tucht van God Zelf over. Wee hen die zich niet willen laten gezeggen.
We moeten dus elke ‘lievigheid’ die niet correspondeert met de waarheid van ons afwerpen en in Jezus Christus’ Naam durven zeggen waar het op aan komt. Immers echte liefde en genade gaan altijd samen met waarheid (Joh.1: 14, 17), omdat die niet buiten elkaar kunnen. Waarachtig leven kan niet bestaan zonder gezond normbesef, want anders krijg je een evangelie waarin mensen alleen nog maar bevestigd worden in hun gedrag, ook als dat gedrag in strijd is met de waarheid (11,15). Het zal in de eindtijd noodzakelijk zijn, geheel aan de Heer toegewijd te willen zijn. Het is alles of niets, want in de eindtijd blijven alleen zij te midden van de opkomende vloedgolf van demonie staande die geworteld zijn in Hem.
Ten slotte: “Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan hen, want zij zijn het, die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen. Laten zij het met vreugde kunnen doen en niet al zuchtende, want dat zou u geen nut doen” (Hebr. 13: 17) en “Het aantrekkelijke van de mens is zijn welwillendheid” (Spr. 19: 22a).
Literatuur
1. Egbert Brink en Simon van de Lugt, Van tucht naar discipline. Nederlands Dagblad, 2 april 2015
2. Encyclo.nl – Nederlandse Encyclopedie. Bron: https://www.encyclo.nl/begrip/tuchtigen
3. John M. Frame, Church Discipline, Christian Research Institute, maart 2017
4. Hans Frinsel, Bijbelse tucht - dwangbuis of zegen? De Oogst, november 2003
5. Gemeentetucht is onmisbaar. De Oogst, maart 2014. Bron: https://www.goednieuwsbediening.nl/artikelen/128-gemeentetucht-is-onmisbaar
6. Samuel Gerber, Gemeentetucht. Uitgeverij De Stem. Ongedateerd.
7. Jan Haveman, Yme Horjus wil terug naar tucht van onderop. Onderweg, 12 november 2016. Bron: https://www.onderwegonline.nl/8122-yme-horjus-wil-terug-naar-tucht-van-onderop
8. Honderd Bijbelstudies. De gemeentetucht Deel I: tucht op moreel gebied. Bron: http://www.honderdbijbelstudies.nl/lessen-over-de-gemeente/56a-de-gemeentetucht-deel-i-tucht-op-moreel-gebied/
9. Honderd Bijbelstudies. De gemeentetucht Deel II: tucht op het gebied van de leer. Bron: http://www.honderdbijbelstudies.nl/lessen-over-de-gemeente/56b-de-gemeentetucht-deel-ii-tucht-op-het-gebied-van-de-leer/
10. Maurice Hoogendoorn, Tucht niet als straf maar als groeihormoon. Nederlands Dagblad, 2 april 2015
11. Yme Horjus, Tucht als groeihormoon. De Oogst, oktober 2008
12. Jonathan Leeman, 10 Things You Should Know about Church Discipline, maart 2016
13. Oscar Lohuis, Gemeentetucht is onmisbaar. De Oogst, maart 2014
14. J.P. Nap, Kerkelijke tucht, kan dat nog? (1). Bron: https://www.digibron.nl/search/detail/ab6e630330e8eb4c89a6ad8e999d9d2c/kerkelijke-tucht-kan-dat-nog
15. Martin Penning, Tucht, een moeilijk geval. Het Zoeklicht. Bron: https://www.zoeklicht.nl/artikelen/tucht+een+moeilijk+geval_4560
16. Wat zegt de Bijbel over kerkelijke tucht / excommunicatie? Bron: https://www.gotquestions.org/Nederlands/kerkelijke-tucht.html
Niets uit dit artikel mag worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de stichting en de auteur/vertaler worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact met ons op via het contactformulier.