Door Daniël Mann (vertaald door Gerard Feller)
Inhoud
- Inleiding
- Rechtvaardiging van de claim dat de Talmoed belangrijker is dan de Thora
- De Talmoed en het christendom
- Overeenkomsten met het evangelie
- Een ander interessant voorbeeld van de Talmoed
- Volgens de Talmoed deed Jezus vele wonderen
1. Inleiding
De Talmoed is een verzameling van vele oude rabbijnse geschriften die gedeeltelijk al voor de tijd van Jezus geschreven zijn. De samenstelling van de Talmoed werd omstreeks 550 jaar na Christus voltooid en omvat geschriften die Jezus in een kwaad daglicht wilden stellen. De Talmoed staat bij orthodoxe Joden ook wel bekend als: ‘de mondelinge wet’. Ze beweren dat de Talmoed op de berg Sinaï samen met de geschreven wet, de Thora, aan Mozes zou zijn doorgegeven en dat deze informatie vervolgens mondeling via Jozua, de profeten aan de rabbijnen is overgeleverd, die het uiteindelijk op schrift gesteld hebben. Hoewel er absoluut geen hard bewijs is dat de ‘mondelinge wet’ van Mozes kwam, bevatten deze geschriften niettemin geschiedenis en vertegenwoordigen ze het primaire rabbijnse commentaar op de Hebreeuwse geschriften. Orthodoxe Joden beschouwen de Talmoed als gezaghebbend en zelfs belangrijker als de Hebreeuwse Bijbel. In veel opzichten biedt de Talmoed belangrijke informatie voor christelijke apologeten.
Om te beginnen staat het gedachtegoed van de Talmoed vaak op gespannen voet met de heersende opvattingen van de hedendaagse rabbijnen. Zo wijzen de rabbijnen van nu Jezus af omdat Hij er niet in geslaagd is een eeuwig koninkrijk op te richten zoals de Schrift voorspeld had. De Talmoed geeft echter aan dat er twee afzonderlijke beschrijvingen van de Messias zijn. Hij wordt beschreven als nederig en zelfs stervende, terwijl in een ander gedeelte de komst van de Messias als een triomfator wordt beschreven. Talrijke Talmoedische Schriftgedeelten erkennen dat Jezus veel wonderen verrichtte. Hoewel de Talmoed deze wonderen als ‘magie’ of ‘toverij’ kenmerkt, blijven deze afwijzingen nog steeds een bepaalde inhoudelijke waarde behouden.
Volgens de meeste Joodse bronnen staat de ‘Babylonische Talmoed’ centraal in het reguliere Jodendom. Het vertegenwoordigt het commentaar op de Hebreeuwse geschriften, een samenvatting van geschriften van vele rabbijnen en wijze mannen over een periode van honderden jaren, zelfs van vóór Christus. Het houdt veel meer in dan alleen een commentaar. Vaak vulden de rabbijnen hun eigen denkbeelden in wanneer ze dachten dat de Schrift sommige zaken had laten liggen.
De Talmoed is een enorm lijvig werk. Het bevat volgens de gebruikelijke telling, 6200 pagina’s, en bestaat uit twee delen. De delen zijn de ‘Gemara’, die ongeveer 550 na Christus is samengesteld en de ‘Misjna’ die rond 200 na Christus is gebundeld (1). Er zijn echter twee versies van de Talmoed: de Palestijnse- en de uitgebreidere Babylonische Talmoed. De Babylonische Talmoed wordt ook wel de ‘Mondelinge Wet’ genoemd en deze wordt door veel orthodoxe Joden gezien als de wet die Mozes op de berg Sinaï ontvangen heeft. In de praktijk is deze zelfs meer gezaghebbend geworden dan de Hebreeuwse Bijbel die wij kennen als het ‘Oude Testament’. Het Judaïsme heeft een ‘mondelinge’ Thora, die een traditionele uitleg is van wat veel orthodoxe Joden tegenwoordig aanvaarden als voorschriften die God aan Mozes en anderen onderwezen heeft.
Deze traditionele overlevering vond alleen mondeling plaats tot aan de tweede eeuw na Christus. Toen werden ze verzameld en gebundeld in de Misjna (2).
De Talmoed wordt belangrijker gevonden dan de Hebreeuwse Bijbel. Dat blijkt uit:
- Degenen die zich inzetten om de Hebreeuwse Bijbel te lezen en in praktijk te brengen zijn weliswaar zinnig bezig, maar het praktiseren van de Misjna is meer gezaghebbend. Deze laatsten die de Gemara bestuderen, beoefenen de hoogste deugd, waarvoor ze een beloning ontvangen (Baba Metsia, hfdst. 33a).
- De Hebreeuwse Bijbel is te vergelijken met water, de Misjna en Gemara zijn vergelijkbaar met heerlijke wijnen (Sopherim XV,7, hoofdstuk 13b).
- Hij die de woorden van de Schriftgeleerden overtreedt, zondigt meer dan de overtreders van de woorden van de wet (Sanhedrin X,3, f. 88b).
2. Rechtvaardiging van de claim dat de Talmoed belangrijker is dan de Thora
De rabbijnen kunnen geen beroep doen op historisch bewijs. In plaats daarvan citeren ze een Misjna traktaat, Pirke Avot 1 dat waarschijnlijk 1500 jaar na Mozes geschreven is. “Mozes gaf de mondeling wet door aan Jozua, Jozua gaf het aan de ouderlingen, deze gaven het aan de profeten die het gaven aan de leden van ‘de grote vergadering’ (waarin o.a. Ezra en Nehemia zaten). Orthodoxe Joden geloven dat de Hebreeuwse geschriften niet begrepen en toegepast kunnen worden zonder het commentaar van de Talmoed. Daarom, zo redeneren ze, moet ook de Talmoed door Mozes zelf op de berg Sinaï zijn gegeven. Waarom? Omdat de Thora op zichzelf onvolledig is, moeten er andere instructies gegeven zijn. De mondelinge Thora’ (Talmoed) is nodig om de context van de geschreven Thora te bepalen. Het bevat daarom veel meer informatie dan de Thora. “De geschreven Thora heeft de mondelinge Thora nodig om er zeker van te zijn dat de juiste betekenis wordt overgebracht en begrepen” (3).
Op deze claim is echter veel af te dingen:
- De inhoud van de Talmoed is duidelijk niet geïnspireerd. Een voorbeeld: “Wanneer een man te veel tegen zijn vrouw praat, doet hij zichzelf kwaad en negeert de woorden van de Thora en zal uiteindelijk in de hel terecht komen” (Pirke Avot).
- De Talmoed is vaak in tegenspraak met de Hebreeuwse geschriften. Vaak spreekt de ene Talmoedische rabbi de andere tegen.
- In plaats van de verklaring ‘Zo spreekt de Here’, bestaat de Talmoed uit rabbijnse discussies waarbij de ene rabbi het niet eens is met de andere.
- De Hebreeuwse geschriften geven absoluut geen bewijs voor het gelijktijdig bestaan van de ‘mondelinge wet’ en de Thora.
De Schrift is zelfs volkomen in tegenspraak met een dergelijke claim. Een voorbeeld: “Mozes kwam en vertelde de mensen al de woorden en regels van de Heer. En heel het volk antwoordde met een stem: alle woorden die de Heer heeft gesproken, zullen we doen”. En Mozes schreef ALLE WOORDEN van de Heer op (Ex. 24: 3-4) (cursivering toegevoegd).
Dus ALLE woorden van de Heer zijn opgeschreven door Mozes. Dit waren alle woorden die Israël gezworen had te zullen houden en geen andere! Hier wordt ieder bestaan van een gezaghebbende mondelinge wet uitgesloten!
Bovendien, God heeft met Israël een verbond gesloten om een geschreven wet te volgen, dus geen mondelinge wet. “Als u niet zorgvuldig de wetten naleeft waarin ik u onderwezen heb en die in dit boek zijn opgetekend, en de glorierijke en ontzagwekkende naam van de HEER, uw God, de eerbied onthoudt die Hem toekomt, zal Hij u en uw nageslacht zeer zwaar straffen. Hij zal u treffen met ongehoorde plagen, waar geen einde aan komt, en met vreselijke ongeneeslijke ziekten.” (Deut. 28: 58, 59)
Zoals gezegd komen we het bestaan van een tweede wet, een mondelinge wet, nergens in de Schrift tegen. “Daarna las hij al de woorden van de wet voor, de zegen en de vloek in overeenstemming met alles wat in het wetboek geschreven staat. Er was GEEN ENKEL WOORD van alles wat Mozes geboden had dat Jozua niet voorlas voor heel de gemeente van Israël, de vrouwen, de kleine kinderen en de vreemdelingen die in hun midden meetrokken” (Jozua 8: 34, 35). Als Mozes een mondelinge wet aan Jozua had doorgegeven zoals de Talmoed beweert, dan had die daar moeten worden geciteerd. Jozua las echter alles wat Mozes hem opdroeg. Dat laat geen ruimte voor het bestaan van een ongeschreven wet.
Later riep Jozua de Israëlieten op: “Wees sterk, wees voorzichtig om alles wat in het boek van de wet van Mozes in acht te nemen en na te leven zodat u daarvan niet afwijkt naar rechts of links.” (Jozua 23: 6) Als Jozua in het bezit zou zijn geweest van een mondelinge wet, waarom zou hij dan Israël niet geboden hebben om die wet, samen met de geschreven wet, te gehoorzamen? De rabbijnen hebben immers nooit beweerd dat Jozua tekortgeschoten zou zijn om de geboden van Mozes door te geven. Kortom, in de Hebreeuwse geschriften is niet de minste aanwijzing voor het bestaan van een mondelinge wet te vinden. Niet een keer heeft een profeet van Israël de mensen verweten dat ze niet een mondelinge wet hebben! Deze veroordeling is bij geen van de bijbelse profeten te vinden.
Bovendien, de Thora werd ook bij verbondsvernieuwingen en opwekkingen voorgelezen. (Ex. 24: 7, 2 Kon. 23: 1-3; Neh. 8: 1-18). Er is absoluut geen enkele aanwijzing dat de ‘mondelinge wet’ daar ook werd uitgesproken. Dit alles is in tegenspraak met de bewering van de rabbijnen dat de Talmoed op de berg Sinaï aan Mozes gegeven is en daarom gezaghebbend zou zijn. In feite is de Joodse opvatting dat de Talmoed een geïnspireerd woord van God is dat zelfs belangrijker zou zijn dan het niveau van de Thora, de Heilige Schrift, een ernstig vergrijp tegen het gebod om niets aan de Wet toe te voegen (Deut. 4: 2, 12: 32).
3. De Talmoed en het christendom
Het lijkt nu alsof de inhoud van de Talmoed van geen belang is als het gaat om de christelijke waarheidsclaims. Dat is zeker niet het geval. Hoewel de Talmoed niet door God gegeven is en in veel opzichten zelfs godslasterlijk, is het nog steeds een waardevol document. Waarom?
Ten eerste is de Talmoed soms in tegenspraak met de beweringen van hedendaagse rabbijnen. Zo beschouwt het Nieuwe Testament (Joh. 19:37, Op. 1:7) de tekst van Zach. 12:10 als messiaans. Daar lezen we: “Maar over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik de Geest van de genade en van de gebeden uitstorten. Zij zullen Mij aanschouwen, die ze doorstoken hebben. Zij zullen over Hem rouw bedrijven als met een rouwklacht over een enig kind en zij zullen over Hem bitter klagen zoals men klaagt over een eerstgeborene”.
Tegenover de christelijke interpretatie van deze tekst heeft rabbi Gerald Sigal geschreven dat de doorboorde in feite de natie Israël is: “God kan niet letterlijk doorboord worden. Het idee van het doorboren van God drukt het feit uit dat Israël in een hele speciale relatie met God staat in vergelijking met andere naties. God identificeert zich met Zijn volk in die zin dat Hij op een figuurlijke manier deelt in het lot van de natie. Door Israël aan te vallen (te ‘doorboren’) valt men God aan” (4). Maar de context van Zach.12:10 pleit tegen Sigal. Als gevolg van dit ‘doorboren’ rouwt Israël om haar zonde (Zach. 13:1). Dit is niet logisch als Israël zelf het slachtoffer van de doorboring zou zijn geweest.
Bovendien is de interpretatie van Sigal in strijd met de Talmoed. De Talmoed erkent het dat Zacharia mogelijk profeteert over de dood van de Messias, zie Soeka 52A5 waarin te lezen is: “En het land zal rouwen, iedere familie apart, de familie van het huis van David apart en hun vrouwen apart (Zach. 12:12). …. Wat is dan de oorzaak van die rouw? R. Doza en andere rabbijnen verschillen van mening over deze oorzaak. De een legt uit: de oorzaak van de rouw is de moord op de Messias, de zoon van Jozef. Een ander legt uit: de oorzaak van de rouw is het doden van de kwade neigingen. Dat kan in overeenstemming zijn met de eerste die uitlegt dat de oorzaak van de rouw de moord op de Messias is (wat natuurlijk overeenkomt met het Nieuwe Testament, dat zegt dat ze Hem zullen zien die ze doorstoken hebben en zij zullen om Hem rouwen als men rouwt om een eniggeboren zoon”.
Hetzelfde Talmoedische commentaar is ook in tegenspraak met wat moderne rabbijnen beweren, doordat het de mogelijkheid erkent van twee afzonderlijke Messiassen. De eerste zou nederig komen en sterven, de tweede zou een eeuwig koninkrijk oprichten (6). Dit is belangrijk omdat de moderne rabbijnen de christelijke versie van de twee komsten van de Messias verwerpen. In plaats daarvan beweren ze dat als de Messias komt, er gelijk een vrede en een eeuwig koninkrijk zal zijn. Toen Jezus kwam was er geen vrede en geen eeuwig koninkrijk, dus kan Hij niet de Messias zijn, zo redeneert men.
We zien dus dat moderne rabbi’s veel gedachten uit de Talmoed negeren. De overleden Hebreeuwse geleerde Rachmiel Frydland, die later christen werd, wees erop dat sommige Talmoedische rabbijnen niet alleen de twee verschillende komsten van de Messias onderscheiden, maar dat ze ook een verklaring hadden voor de schijnbare tegenstrijdigheid van enerzijds de komst van de Messias in nederigheid en anderzijds de komst van verheerlijking zoals elders in de Talmoed genoemd wordt: “Rabbi Alexandri zei dat [rabbi] Joshua bar Levi de twee paradoxale passages met elkaar combineerde: het vers dat zegt: “Zie, iemand als de Zoon des mensen kwam met de wolken van de hemel” (Dan. 7: 13, dat de glorie van de Messias ziet) gaat over dezelfde Messias als waarover de tekst in Zach. 9: 9 spreekt: “arm en rijdend op een ezel” (dit vers geeft blijk van de nederigheid van de Messias) (Sanhedrin 98 A)(7).
4. Overeenkomsten met het evangelie
Op andere plaatsen bevestigt de Talmoed nadrukkelijk, zij het indirect, het evangelie van Jezus. De Joods orthodoxe geleerde David Kinghoffer schreef een boek waarin hij beweerde dat de Joodse afwijzing van Jezus volkomen redelijk was, toch gaf hij een aantal details toe die voor het tegendeel pleitten:
“De Talmoed stelt dat 40 jaar voor de verwoesting van de Tempel dat er bovennatuurlijke voortekenen te zien waren die wezen op een toekomstige ramp. Het gaat dan om de tijd die begint na het ontstaan van de christelijke religie na de dood van Jezus. Het eeuwige vuur van het altaar van de Tempel zou niet blijven branden. De monumentale bronzen poorten van de Tempel gingen vanzelf open. Josephus, een geschiedschrijver, bevestigt het verslag van de Talmoed over de mysterieuze opening van de oostelijke poort van het binnenste heiligdom. Hij vermeldt nog andere gebeurtenissen uit die jaren: een helder licht schijnt rond het altaar om drie uur in de ochtend, een koe die gebracht werd om geofferd te worden, baarde een lam, er werden in heel Israël verschijningen gezien van vliegende strijdwagens en legers” (8).
De gerenommeerde Joodse geleerde Jacob Neusner citeerde dezelfde voortekenen in de Talmoed van Jeruzalem: “Veertig jaar voor de verwoesting van de Tempel ging het westelijk licht uit, de rode draad van het licht bleef karmozijnrood. ’s Avonds sloot men de poorten van de Tempel en ‘s ochtends stonden ze wijd open” (9).
Het is verbazingwekkend dat na de kruisiging (ca. 30 na Chr.) en de daaropvolgende veertig jaar tot de verwoesting van de Tempel heel veel wonderlijke voortekens te zien waren in Israël, die onheilspellend wezen op zijn toekomstige vernietiging. Waarom zouden Joodse bronnen die het christendom probeerden te ontmaskeren, in die tijd zulke ongelooflijke erkenningen gegeven hebben die in feite juist het christelijke verhaal ondersteunen? Klinghoffer suggereert dat die miraculeuze gebeurtenissen juist voortekenen waren gericht tegen de Joodse gelovigen in Christus. “Was het niet God die waarschuwde voor de rampzalige weg die sommige Joden gevolgd waren door christen te worden?” (10). Echter de christenen waren naar de overkant van de Jordaan gevlucht, naar Petra. In de visie van Klinghoffer was het zo dat de christenen bestraft hadden moeten worden voor hun ketterij, maar in plaats daarvan lieten ze de Joden achter die niet in Christus geloofden om de straf te ondergaan!
En wat zo mogelijk nog ongeloofwaardiger is aan de uitleg van Klinghoffer, is de timing van de voortekenen. Ze begonnen rond het tijdstip van de kruisiging (AD 30) en duurden 4 jaar tot de vernietiging van de Tempel. Als Klinghoffer gelijk zou hebben dat de voortekenen bedoeld waren om Gods ongenoegen over Jezus te laten zien, hadden ze moeten eindigen bij de kruisiging, want dat zou het moment geweest moeten zijn waarop Gods ongenoegen gestild zou zijn. In plaats daarvan begonnen de voortekenen bij de kruisiging, dan lijkt het waarschijnlijker dat ze als een waarschuwing gediend hebben om berouw te tonen voor het afwijzen van Jezus en niet voor het volgen van Hem. En wanneer eindigen de voortekens? Na de verwoesting van de Tempel en de dood van miljoenen onbekeerde Joden. Waarom stopten die voortekenen op dat moment? Vermoedelijk omdat de tijd voor de bekering al verstreken was! Nu was het te laat om hun natie van de ondergang te redden. Israël weigerde zich te bekeren van hun afwijzing van Jezus en zocht niet de genade van God, zoals Jezus gewaarschuwd had in Mat. 23: 37-38: “Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels, maar u hebt het niet gewild. Zie uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten.”
5. Een ander interessant voorbeeld van de Talmoed
De Joodse antichristelijke apologeet Rabbi Tovia Singer vermeldt een vreemd verschijnsel tijdens de offergave in de Tempel: “In het traktaat Yona 39b bespreekt de Talmoed tal van opmerkelijke verschijnselen die zich voordeden in de Tempel tijdens de Yom Kippoer dienst. Op het hoofd van de zondebok was een strookje met roodgeverfde wol vastgebonden. Dit strookje wol werd wit in aanwezigheid van een grote menigte die zich in de Tempel verzameld had op Grote Verzoendag. Het Joodse volk zag deze wonderlijke transformatie als een hemels teken dat hun zonden vergeven waren. (In feite was dit waarschijnlijk de laatste verzoendienst in de Tempel voor de verwoesting.GF) De Talmoed vermeldt dat 40 jaar voor de verwoesting van de tweede Tempel (ongeveer in het jaar 30 na Chr., ten tijde van de kruisiging) de roodgeverfde strook wol niet wit werd maar rood bleef” (11).
Dit pleit in feite voor het christelijke gedachtengoed! Het lijkt erop dat God Israël op het hart drukte dat Hij niet langer dierlijke offers zou accepteren nadat het ultieme offer van Jezus volbracht werd.
Singer echter heeft een andere verklaring. Hij beweert dat verschillende wonderen langzamerhand verdwenen, omdat de godsdienstige toewijding in Israël afzwakte. Maar de timing van deze gebeurtenis zou veeleer alle Godvrezende Joden zich hebben doen afvragen of dat die overtreding meer te maken had met de verwerping van hun Messias!
Singer houdt vol dat God boos was op Jezus omdat hij Israël zou hebben misleid. Als dat waar was, zou je moeten verwachten dat Hij juist tekenen ter goedkeuring bij de kruisiging zou geven. In plaats daarvan was er een duidelijk teken dat Hij niet langer de zondebok eerde om de zonde van Israël weg te nemen. Gods timing had niet slechter kunnen zijn als Singers argument waar was.
6. Volgens de Talmoed deed Jezus vele wonderen
De wonderen die Jezus deed, waren een bevestiging van Zijn beweringen, en daardoor moesten zijn lasteraars de wonderen ofwel geheel ontkennen of er een andere verklaring voor geven. Een botte ontkenning van Zijn wonderen was uiteraard simpelweg het veiligste. Maar de Talmoed is duidelijk over de vele wonderen zodat er weinig anders opzat dan de wonderen toe te schrijven aan zwarte magie. En het is die mening die men op tal van plaatsen in de Talmoed terugvindt:
- Shabbath 104B: “Jezus was een magiër en een dwaas. Maria was een overspelige. “
- Sanhedrin 107B van de Babylonische Talmoed: ”Jezus (Yeshu in de Talmoed) stond op een steen die een idool moest voorstellen en Hij boog ervoor. Jezus verrichte magie en zette het volk Israël aan tot dwaling”.
- Sanhedrin 43A: “Op Paasavond hingen ze Jezus op. Hij beoefende tovenarij, probeerde verdeeldheid te zaaien en leidde Israël op een dwaalspoor. Jezus van Nazareth was niet dienstbaar aan het volk maar uit op eigen voordeel. Hij was een verleider waarvan de Thora zegt: Je zult hem niet sparen noch verbergen.”
Betekenden de beschuldigingen door de Talmoed van magie of toverij nu dat men bevestigt dat Jezus daadwerkelijk wonderen verrichtte of dat Hij een soort goochelaar was? Het lijkt het eerste te zijn. In het Nieuwe Testament beschuldigden de Joodse leiders Jezus gewoonlijk van het uitvoeren van bovennatuurlijke werken die door Satan geïnspireerd waren (Mat. 9: 34, 12: 24, Marc. 3: 22, Luk. 11: 15).
Het was voor iedereen duidelijk dat Jezus wonderen verricht had. Daarom beweerden de Farizeeën ook nooit dat de wonderen van Jezus slechts een truc, een illusie waren. Israëlieten die genezen waren en bij wie demonen uitgedreven waren, zouden een dergelijke bewering tegenspreken. Er waren geen Joodse weerleggingen van de wonderen die Jezus deed, die zouden inhouden dat de wonderen van Jezus niet echt waren.
In overeenstemming met deze oorspronkelijke aantijgingen en het eigen getuigenis van de Talmoed erkende de Jewish Encyclopedia (1901-1906) het volgende:
“Volgens Celsus (in Origenes ‘Contra Celsum’ i.28) en de Talmoed (Shab. 104b) leerde Jezus magie in Egypte en deed daarmee Zijn wonderen in Israël. In een later werk wordt bovendien beweerd dat hij de magische formules in zijn huid sneed. Hier wordt echter niet de aard van zijn magische werken vermeld (Tosef, Shab.xi. 4, Yer.Shab. 18d); omdat deze geschriften beweren ook dat de discipelen van Jezus zieken hebben genezen ‘in de naam van Jezus Pandera’ (Yer.Shab. 14d; Ab.Zarah 27b, Prediker 8:8) mag men aannemen dat de schrijver de wonderen van Jezus ook als wonderbaarlijke genezingen typeerde. Een andere zienswijze over de ‘hekserij’ van Jezus werd beschreven in de ‘Toledot’. Toen Jezus werd verdreven uit de kring der geleerden, zou hij stiekem zijn teruggekeerd uit Galilea naar Jeruzalem, waar hij een perkament, genaamd ‘De verklaarde naam van God’ (“Shem ha-Meforash”), dat in de tempel bewaard werd, meenam. Hij smokkelde het in zijn huid de tempel uit en door het uit zijn huid te halen, verrichtte hij vervolgens daarmee buiten de tempel zijn wonderen” (12).
Gebaseerd op hun begrip van de Talmoed vergelijkt The Jewish Encyclopedia wonderen met hekserij (de kracht van satan) op dezelfde wijze als de Farizeeën dit deden. Het is daarom veel zinvoller om de beschuldigingen van ‘magie’ door de Talmoed te interpreteren als betrekking hebbend op wonderbaarlijke gebeurtenissen. Hoewel de Talmoed nog ander apologetisch materiaal bevat dat de nieuwtestamentische beweringen valideert, is het misschien beter om vanwege de enorme omvang en verschillende interpretatieproblemen ook andere Talmoedische christelijke apologeten dit materiaal te laten belichten.
Daniel Mann
Hij heeft sinds 1992 lesgegeven aan de New York School of the Bible. Hij is de auteur van verschillende boeken die beschikbaar zijn op Amazon, waaronder ‘Theology: Reclaiming the Relevance and Prayer: Confronting the Confusion’.
Vertaling van https://www.equip.org/articles/the-jewish-talmud-and-its-use-for-christian-apologetics/ door Gerard Feller.
NOTEN
- http://www.gotquestions.org/Talmud.html.
- Ibid.
- http://www.beingjewish.com/mesorah/whynotwritten.html
- Gerald Sigal, The Jew and the Christian Missionary (New York: KTAV Publishing House, 1981), 79–80.
- http://halakhah.com (Talmud online).
- Sukkah 52B; http://halakhah.com
- Rachmiel Frydland, What the Rabbis Know about the Messiah (Cincinnati: Messianic Publishing Company, 1993), 5.
- David Klinghoffer, Why the Jews Rejected Jesus (New York: Three Leaves Press, Doubleday, 2006), 117.
- Jacob Neusner, The Yerushalmi (New York: Jason Aronson., 1994), 156–57.
- Klinghoffer, a.w., p. 117.
- https://outreachjudaism.org/about-us
- The Jewish Encyclopedia, s.v. “Jesus,” vol. VII, pp. 171–72. Facsimile pages available as The Jewish Religion: Its Influence Today, Exhibit 277, Exhibit 278, and Exhibit 279, also available at http://www.jewishencyclopedia.
Niets uit dit artikel mag worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de stichting en de auteur/vertaler worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact met ons op via het contactformulier.